ECLI:NL:HR:2007:BB4100

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02425/06 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht van verdediging en verbeurdverklaring van inbeslaggenomen runderen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1956, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op de overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 26 januari 2006 werd aan de verdachte meegedeeld dat er niet inhoudelijk zou worden ingegaan op de kwestie van de drie inbeslaggenomen runderen. De verdachte verliet daarop de zittingzaal, in de veronderstelling dat deze zaak niet aan de orde zou komen. Echter, na zijn vertrek heeft de Advocaat-Generaal een vordering tot verbeurdverklaring van de runderen ingediend, wat het Hof heeft ingewilligd in zijn einduitspraak.

De Hoge Raad oordeelde dat deze gang van zaken in strijd was met het recht van de verdachte om zich te verdedigen, zoals verankerd in artikel 311 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was niet in staat om zijn belangen te behartigen, omdat hij in de veronderstelling was gebracht dat de beslissing over de runderen niet aan de orde zou komen. Dit leidde tot de conclusie dat de niet-nakoming van deze procedurele waarborgen zo ingrijpend was dat het onderzoek nietig was en de daaropvolgende uitspraak niet kon standhouden.

De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat deze opnieuw kon worden berecht. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het recht van verdediging in strafzaken en de noodzaak voor een eerlijke procesgang.

Uitspraak

30 oktober 2007
Strafkamer
nr. 02425/06 E
AM/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 8 februari 2006, nummer 24/001902-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Groningen van 27 september 2004 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan" veroordeeld tot stillegging van de onderneming voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Goudswaard, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over zaak B onder 2 en voor zover daarin besloten is tot verbeurdverklaring van drie runderen, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof te Leeuwarden teneinde opnieuw te beslissen over feit 2 van zaak B en over de opgelegde sancties, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte heeft belemmerd in zijn recht zich te verdedigen.
3.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2006 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat ingevolge het interlocutoir arrest van dit hof d.d. 17 november 2005, toen het onderzoek ter terechtzitting werd geschorst.
Het hof vangt - met instemming van de advocaat-generaal en de verdachte - het onderzoek niet opnieuw aan.
Verdachte verklaart zakelijk weergegeven:
(...) Ik kom hier alleen vanwege de drie geëuthanaseerde kalveren.
De voorzitter deelt hierop mede, zakelijk weergegeven:
Vandaag wordt niet inhoudelijk ingegaan op het afmaken van genoemde kalveren.
Verdachte deelt daarop mede, zakelijk weergegeven:
Dan ga ik weer weg.
Hierop verlaat de verdachte de zittingzaal.
De advocaat-generaal voert het woord, leest zijn (aanvullende) vordering voor en legt die aan het hof over. (...) Aanvullend vordert de advocaat-generaal de onttrekking aan het verkeer van de drie inbeslaggenomen runderen.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het hof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 8 februari 2006 te 13.30 uur."
3.2.2. Het Hof heeft vervolgens in zijn einduitpraak onder meer de drie inbeslaggenomen runderen verbeurdverklaard.
3.3. Een en ander komt er op neer dat de verdachte in de veronderstelling is gebracht dat de beslissing over de drie inbeslaggenomen runderen niet op de terechtzitting van 26 januari 2006 aan de orde zou komen, terwijl na het daarop volgende vertrek van de verdachte uit de zittingzaal de Advocaat-Generaal in de gelegenheid is geweest een vordering tot een beslissing over die runderen te doen, het onderzoek ter terechtzitting is gesloten en het Hof na deze terechtzitting tot een beslissing over deze runderen is gekomen. Deze gang van zaken is niet in overeenstemming met het mede in art. 311, tweede en vierde lid, Sv verankerde recht van de verdachte om aan te voeren wat hem in het belang van de verdediging dienstig voorkomt. Deze regel is van zo grote betekenis dat niet-nakoming daarvan in dit geval leidt tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
3.4. Het middel is mitsdien terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M Hart, en uitgesproken op 30 oktober 2007.