ECLI:NL:HR:2007:BB3994

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00484/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering en ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging bij Europees Arrestatiebevel

In deze zaak gaat het om de overlevering van de verdachte aan Nederland op basis van een Europees Arrestatiebevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de justitiële autoriteiten van het Arrondissementsparket Den Haag. De verdachte, geboren in 1982, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Ter Apel'. Het Hof had eerder de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor moord en bedreiging met een gevangenisstraf van veertien jaren. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat het Hof ten onrechte het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging heeft verworpen. De verdediging stelt dat de Spaanse rechter in zijn uitspraak niet alle feiten heeft opgenomen waarvoor de overlevering is bevolen.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof het aanhoudingsbevel bij zijn uitleg van de beslissing van de Spaanse rechter mocht betrekken. De Hoge Raad stelt vast dat het niet aan de Nederlandse rechter is om te bepalen aan welke eisen een uitspraak van een buitenlandse rechter moet voldoen. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof dat het verweer van de verdachte moet worden verworpen, niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

27 november 2007
Strafkamer
nr. 00484/07
IC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 september 2006, nummer 22/007006-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Ter Apel" te Ter Apel.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 18 november 2005, voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2 primair en 2 subsidiair tweede cumulatief tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 impliciet primair "moord" en 2 subsidiair eerste cumulatief "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" en 3. "medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit voor zover dit meer omvat dan de doodslag op [slachtoffer 1], alsmede van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft verworpen, althans dat het die verwerping ontoereikend heeft gemotiveerd. Daartoe wordt aangevoerd dat het Hof heeft miskend dat in de uitspraak van de Spaanse rechter waarbij de overlevering van de verdachte is bevolen deze feiten niet zijn opgenomen.
3.2. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit voorzover dit meer omvat dan de doodslag op [slachtoffer 1] en in de vervolging ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Bij uitspraak van de Centrale Rechtbank van Instructie van het Nationaal Gerechtshof te Madrid d.d. 12 augustus 2005 is - zonder dat daaraan enige voorwaarde is verbonden - de overlevering van de verdachte [verdachte] aan Nederland bevolen. Deze uitspraak moet naar het oordeel van het hof gelezen worden in samenhang met het daaraan ten grondslag liggende Europees Arrestatiebevel d.d. 3 mei 2005. In dit arrestatiebevel wordt onder meer melding gemaakt van het volgende, onder:
c) Gegevens betreffende de duur van de straf
"1. Maximumduur van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel die voor het strafbare feit/de strafbare feiten kan worden opgelegd: levenslang."
e) Strafbare feiten - na een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd/de strafbare feiten zijn gepleegd, onder meer inhoudende:
"Op 29 januari 2005 is er een persoon genaamd [slachtoffer 1] doodgeschoten (...). Voorts is er getracht een tweede persoon genaamd [slachtoffer 2] dood te schieten, althans is gedreigd hem dood te schieten" -
"Aard en wettelijke kwalificatie van het strafbare feit/ de strafbare feiten en toepasselijke wettelijke bepaling/wetboek:
* Moord cq doodslag meermalen gepleegd (artikel 289 cq 287 van het Wetboek van Strafrecht)".
In eerste aanleg heeft de verdachte bovendien verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij na zijn aanhouding in Spanje aan een Spaanse rechter is voorgeleid die hem heeft medegedeeld dat hij aan Nederland zou worden overgeleverd na beschuldiging van vijf feiten waaronder moord.
Op grond van het bovenstaande, alsmede het gegeven dat bij het Europees Arrestatiebevel d.d. 3 mei 2005 onder meer in Bijlage III de artikelen 289 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zijn bijgevoegd, komt het hof tot het oordeel dat de overlevering van de verdachte door de Spaanse rechter is ingewilligd - voorzover thans van belang - voor de onder 1 tenlastegelegde moord cq doodslag en voor het onder 2 tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie is aldus ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor die feiten."
3.3.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd, kort gezegd en voor zover hier van belang, onder 1 moord, subsidiair doodslag op [slachtoffer 1], onder 2 primair poging tot moord, subsidiair doodslag op [slachtoffer 2] en onder 2 subsidiair bedreiging van [slachtoffer 2] en/of mishandeling van [slachtoffer 2].
3.3.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een Europees Arrestatiebevel van 3 mei 2005 dat is uitgevaardigd door het Arrondissementsparket Den Haag. Het bevel strekt tot aanhouding en overlevering van de gezochte persoon ter zake van onder meer "moord cq doodslag meermalen gepleegd (artikel 289 cq 287 wetboek van strafrecht)" en "bedreiging (artikel 285 wetboek van strafrecht)". Aan het bevel zijn als bijlage III onder meer de artikelen 289 Sr, 287 Sr en 285 Sr gehecht.
Het bevel houdt voorts onder de kop 'Strafbare feiten' als beschrijving van de feiten waarop het bevel betrekking heeft in, voor zover hier van belang:
"Op 29 januari 2005 is er een persoon genaamd [slachtoffer 1] doodgeschoten in een speelpaleis te [vestigingsplaats] genaamd [A]. Voorts is er getracht een tweede persoon genaamd [slachtoffer 2] dood te schieten, althans is gedreigd hem dood te schieten."
3.3.3. Bij de stukken bevindt zich voorts de uitspraak van de Centrale Rechtbank van Instructie No. 6 van het Nationaal Gerechtshof te Madrid (Spanje) van 12 augustus 2005, waarbij de overlevering van de verdachte is bevolen. Die uitspraak houdt, voor zover hier van belang, in (in Nederlandse vertaling):
"EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL No. 81/2005
UITSPRAAK
In de stad Madrid, op twaalf augustus tweeduizend vijf.
ENIG FEIT: Na de terechtzitting die is gehouden overeenkomstig artikel 14 van Wet 3/2003 d.d. 14 maart, inzake het Europees bevel tot aanhouding en overlevering uitgevaardigd door de justitiële autoriteiten van het ARRONDISSEMENTSPARKET VAN DEN HAAG (NEDERLAND), met betrekking tot [verdachte], op grond van doodslag, lidmaatschap van een criminele organisatie en andere misdrijven, voor feiten die op 29 januari 2005 zijn gepleegd, heeft deze persoon toen hij daarnaar werd gevraagd ingestemd met zijn overlevering (hij verleent zijn onherroepelijke toestemming) en doet GEEN afstand van het recht zich te beroepen op het specialiteitsbeginsel.
(...)
BESLISSING
BEVEELT: De overlevering van [verdachte] aan de justitiële autoriteiten van de verzoekende Staat (ARRONDISSEMENTSPARKET VAN DEN HAAG - NEDERLAND); (...)"
3.4.1. In het middel en de toelichting daarop wordt betoogd dat de bestreden uitspraak meer feiten betreft dan die welke in de uitspraak van de Spaanse rechter met verwijzing naar het Europees aanhoudingsbevel, zoals uitgevaardigd door de Officier van Justitie, zijn opgenomen. In de uitspraak van de Spaanse rechter, zoals hiervoor onder 3.3.3 weergegeven wordt verwezen naar het met betrekking tot de verdachte uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel "op grond van doodslag, lidmaatschap van een criminele organisatie en andere misdrijven, voor feiten die op 29 januari 2005 zijn gepleegd". Het desbetreffend bevel houdt met betrekking tot de feiten in hetgeen hiervoor onder 3.3.2 is weergegeven. Anders dan het middel betoogt, mocht het Hof het aanhoudingsbevel bij zijn uitleg van de beslissing van de Spaanse rechter betrekken.
3.4.2. Voor zover in de toelichting op het middel de stelling wordt betrokken dat het Hof heeft miskend dat in de uitspraak van de Spaanse rechter de feiten waarvoor wordt overgeleverd hadden dienen te worden opgenomen, faalt het dus. Het is niet aan de Nederlandse rechter te bepalen aan welke eisen een dergelijke uitspraak van een buitenlandse rechter dient te voldoen. Daarbij doet niet terzake dat art. 28, vijfde lid, Overleveringswet ten aanzien van overleveringen door Nederland vereist dat in de uitspraak het feit of de feiten waarvoor de overlevering wordt toegestaan worden vermeld.
3.4.3. Ook overigens geeft het oordeel van het Hof dat het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging van de desbetreffende feiten moet worden verworpen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd.
3.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 27 november 2007.
Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.