ECLI:NL:HR:2007:BB3679

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/093HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over faillissement en kenbaarheid van rechtsklachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Haagse Accountants Groep B.V. (HAG) en de Ontvanger van de Belastingdienst/Zuidwest. HAG was in eerste instantie door de rechtbank 's-Gravenhage in staat van faillissement verklaard op 21 februari 2007, na een verzoek van de Ontvanger. HAG heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat op 24 april 2007 het vonnis heeft bekrachtigd. Hierop heeft HAG cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de eisen die aan een middel van cassatie worden gesteld, met name het kenbaarheidsvereiste. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was dat het beroep van HAG niet kon slagen, omdat het middel niet voldeed aan de vereisten. De Hoge Raad oordeelde dat HAG niet-ontvankelijk was in haar beroep, en veroordeelde HAG in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de kenbaarheid van rechtsklachten in cassatieprocedures en de noodzaak voor verzoekers om duidelijk aan te geven op welke gronden zij menen dat het recht is geschonden. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtszekerheid en het correct toepassen van procesrecht.

Uitspraak

19 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/093HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HAAGSE ACCOUNTANTS GROEP B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/ZUIDWEST,
gevestigd te Breda,
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mrs. J.W.H. van Wijk en A.L. Kruijmer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als HAG en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 22 januari 2007 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de Ontvanger zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, HAG in staat van faillissement te verklaren.
HAG heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 februari 2007 HAG in staat van faillissement verklaard.
Tegen dit vonnis heeft HAG hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 24 april 2007 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft HAG beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden omdat het niet voldoet aan de aan een middel van cassatie te stellen eis dat de verweerder en de cassatierechter daaruit kunnen opmaken waarop de verzoekster baseert dat bij de bestreden uitspraak het recht is geschonden of vormen als bedoeld in art. 79 RO zijn verzuimd.
Voorzover het middel klaagt dat de Ontvanger niet bevoegd was het faillissement van HAG aan te vragen, is niet kenbaar waarom volgens HAG de Leidraad Invordering 1990 is geschonden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart HAG niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt HAG in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 371,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.