ECLI:NL:HR:2007:BB3321

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/123HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis bij alcoholverslaving en psychische stoornis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de weigering van een voorlopige machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage had op 21 maart 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor de opname van betrokkene, die leed aan alcoholverslaving en het syndroom van Korsakov. De rechtbank heeft het verzoek op 27 maart 2007 afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de alcoholverslaving niet gepaard ging met andere psychische stoornissen die de gevaarlijke daden van betrokkene overwegend beheersen.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de symptomen van betrokkene, zoals een sterk gestoord kortetermijngeheugen en afhankelijkheid van zorg, niet als een psychische stoornis konden worden aangemerkt die de gevaarlijke daden van betrokkene beïnvloedden. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot vernietiging van de beschikking strekte, werd door de Hoge Raad gevolgd. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de psychische toestand van betrokkene in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz).

De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de Bopz in gevallen van alcoholverslaving, waarbij de Hoge Raad bevestigt dat een combinatie van psychische stoornissen noodzakelijk is voor een voorlopige machtiging. De beslissing van de Hoge Raad biedt richtlijnen voor toekomstige zaken waarin de beoordeling van psychische aandoeningen en de daaruit voortvloeiende risico's centraal staan.

Uitspraak

5 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/123HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT 'S-GRAVENHAGE,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de officier van justitie en betrokkene.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage heeft op 21 maart 2007, onder overlegging van een op 19 maart 2007 door de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis Parnassia te 's-Gravenhage en psychiater [betrokkene 1] als de niet bij de behandeling betrokken psychiater ondertekende geneeskundige verklaring, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft het verzoek ter terechtzitting van 27 maart 2007 mondeling behandeld in aanwezigheid van betrokkene en zijn advocaat en de behandelend arts [betrokkene 2]. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank de verzochte (voorlopige) machtiging geweigerd.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de officier van justitie beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De rechtsklacht faalt. De rechtbank heeft bij haar beoordeling van het verzoek van de officier van justitie - terecht - vooropgesteld dat alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed, dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst (HR 23 september 2005, nr. R05/076, NJ 2007, 230).
3.2 De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting ervan uitgegaan dat betrokkene lijdt aan het syndroom van Korsakov en de daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen, maar dat niet is gebleken dat dit gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als hiervoor in 3.1 omschreven. De motiveringsklacht voert onder verwijzing naar gegevens die vermeld zijn in de geneeskundige verklaring, het behandelplan en de voortgangsrapportage aan dat laatstbedoeld oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk is.
3.3 Deze klacht is gegrond. De geneeskundige verklaring vermeldt als symptomen, gedragingen en feiten op grond waarvan geoordeeld wordt dat betrokkene lijdt aan een stoornis van geestesvermogens onder meer (i) dat betrokkene een sterk gestoord kortetermijngeheugen heeft en de hiaten in het geheugen opvult met het herhalen van zinnen en confabulaties, en dat betrokkene gediagnosticeerd is met het syndroom van Korsakov, (ii) dat betrokkene afhankelijk is van zorg omdat hij zichzelf slecht verzorgt en daarbij ook incontinent is, (iii) dat betrokkene veel alcohol drinkt ondanks dat hem herhaaldelijk verteld is dat dit gecontraïndiceerd is in verband met lichamelijke en psychische complicaties en (iv) dat betrokkene slecht eet, omdat hij dit vergeet. Als gedragingen van betrokkene op grond waarvan geoordeeld wordt dat diens stoornis van geestesvermogens een gevaar oplevert voor hemzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen noemt de geneeskundige verklaring onder meer (v) dat betrokkene onder de blauwe plekken zit omdat hij regelmatig valt vanwege fors alcoholgebruik, (vi) dat betrokkene fors rookt (te zien aan de bruine verkleuring van zijn vingers) en vaak de brandende sigaret uit zijn handen laat vallen. Het gevaar bestaat volgens de geneeskundige verklaring daaruit dat betrokkene zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt door het regelmatig vallen, brandgevaar en verwaarlozing van zowel de lichamelijke als geestelijke gezondheid. Daarnaast vermeldt de geneeskundige verklaring onder meer dat betrokkene nu is opgenomen vanwege lichamelijk letsel (gebroken enkel), dat betrokkene ongeveer twee maanden geleden in comateuze toestand thuis is gevonden, dat er diverse brandplekken op de bank zitten en dat betrokkene ongeveer twee weken geleden een grote blaar op zijn vingers had ten gevolge van verbranding door een sigaret. Zonder nadere motivering, die evenwel ontbreekt, is onduidelijk waarom de rechtbank oordeelde dat het syndroom van Korsakov met de daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen waaraan betrokkene lijdt niet gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als hiervoor bij 3.1 bedoeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 maart 2007;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar die rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 oktober 2007.