3.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 december 2005 houdt als verklaring van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde het volgende in:
"Ik beken dat ik de seksuele handelingen, zoals die zijn tenlastegelegd, met [slachtoffer] heb gepleegd. Die handelingen zijn verkeerd, dat heb ik zelf al aangegeven, maar zij vonden mijns inziens plaats in de relationele sfeer. Er was volgens mij geen sprake van onwil bij [slachtoffer]. Er waren namelijk mogelijkheden genoeg voor haar om er onderuit te komen of er uit te stappen. Ik weet dat het fout is wat ik heb gedaan, maar ik zie mezelf niet als een verkrachter.
Nadat [slachtoffer] bij ons was ingetrokken ben ik haar pleegvader geworden en heb ik mij als haar hulpverlener opgeworpen. Ik wist dat [slachtoffer 1 haar] verleden uit seksueel misbruik bestond. Ik heb aanvankelijk een arm om haar heen geslagen om haar te steunen, maar gaandeweg werd het meer dan alleen een arm. Toen [slachtoffer] bij ons in huis kwam, was zij ongeveer 16 of 17 jaren oud. Mijn relatie met haar, zoals die zich heeft ontwikkeld, heb ik langzaam 'opgebouwd', steeds een stapje verder. Dit ging te ver. Ik erken dat ook, maar ik heb haar voor mijn gevoel nooit gedwongen iets te doen. Ze had namelijk een uitweg. [Slachtoffer] wilde echter niet weg, want ze wilde bij ons gezin zijn. Dat zei ze mij ook. Daaruit zou je inderdaad kunnen afleiden dat zij van mij afhankelijk was. Ik had geen normale verhouding met haar. Nogmaals, ik erken de mij tenlastegelegde seksuele handelingen met [slachtoffer] te hebben gepleegd. Dat was fout en verkeerd, maar het gebeurde mijns inziens niet echt onder dwang. U zegt mij dat het begrip 'dwang' niet per se geweld hoeft in te houden, maar dat daar ook iets anders onder kan worden verstaan. Ik begrijp dat nu.
In haar eigen verklaring, heeft [slachtoffer] echter wel aangegeven dat zij zich seksueel tot mij aangetrokken voelde. Zij zocht mij namelijk óók constant op.
Natuurlijk zocht ik haar ook op. Dit deed ik dan om een vertrouwensrelatie met haar op te bouwen. Ze had in veel situaties beneden kunnen blijven, zeker omdat ze wist wat er ging gebeuren als ze naar boven kwam. Ik strafte haar niet als ze niet deed wat ik zei. Dat heb ik nooit gedaan. Ik probeerde juist confronterende situaties te ontwijken. Het zou wel zo kunnen zijn dat ik haar af en toe heb genegeerd.
Dat herken ik inderdaad wel, maar ik heb haar nooit bewust gestraft. Er gebeurden wel vaak dingen die, achteraf bezien, niet goed waren. Er was naar mijn mening sprake van grensoverschrijdend gedrag.
U houdt mij een passage uit de aangifte voor over een gebeurtenis die zich afspeelde in de keuken van mijn huis, waarbij ik mij liet aftrekken door [slachtoffer]. Dit gebeurde op mijn initiatief. Een andere keer heb ik geprobeerd haar te penetreren. Die keer vroeg [slachtoffer] mij te stoppen en dat heb ik toen ook gedaan. Ik heb echter niet altijd aan haar gevoelens gedacht.
U houdt mij voor dat [slachtoffer] op een bepaald moment nogal angstig was en bang was om uit huis gezet te worden. Er was inderdaad op een bepaalde manier sprake van druk. Mijn relatie met [slachtoffer] mocht niet publiekelijk bekend worden. Mijn huwelijk zou kapot gaan en [slachtoffer] zou uit het gezin worden geplaatst. Ik heb haar dat ook gezegd en ik heb haar gezegd dat wij dan allebei een probleem zouden hebben. Op dát moment zag ik die mededeling niet als dwang. Ik denk dat ik meer met mijn eigen gevoelens bezig was dan met die van haar. Het is waar dat ik haar dagboeken regelmatig las. De negatieve passages over dit hele gebeuren stonden er pas later in. De laatste maanden dat [slachtoffer] in ons huis verbleef heb ik haar dagboeken niet meer gelezen. Ik denk dat ik er mee op ben gehouden rond februari 2003. Over de penetratie poging, waar ik zojuist over sprak, heb ik als laatste gelezen. Ik las haar dagboek op een gegeven moment niet meer omdat zij mij dat vroeg.
Mijn vrouw heeft mij er op aangesproken rond januari of februari 2003. Ik heb haar toen gezegd dat er niets aan de hand was.
In het verleden heb ik ook seksuele problemen gehad. Destijds - ik was toen ongeveer 23 - heb ik hulp gezocht. Daarna is het heel lang goed gegaan, totdat deze situatie zich voordeed. Ik weet ook niet waarom het deze keer fout ging, want ik en mijn vrouw hadden vóór [slachtoffer] nog zeven meisjes in ons gezin opgenomen.
Ik heb [slachtoffer] een brief geschreven waarin ik heb beschreven dat ik haar belang ondergeschikt heb gemaakt aan mijn belang en waarin ik mijn schuld beken. Mijn schuld ligt met name in het feit dat ik meer met mijzelf bezig ben geweest dan met haar. Ik heb me afgesloten voor de gevolgen die het voor [slachtoffer] zou kunnen hebben en heb me vooral bezig gehouden met de gevolgen die het voor mijzelf zou hebben. Dit besefte ik later pas. Ik had echter op dat moment al wijzer moeten zijn.
Ik had moeten beseffen dat de handelingen die ik met haar heb verricht haar trauma alleen maar zouden versterken. Ik had me bewust moeten zijn van mijn verantwoordelijkheid tegenover [slachtoffer] als pleegvader. Ik heb mij destijds, gelet ook op haar verleden, niet gerealiseerd dat ik een soort overwicht op [slachtoffer] had. Maar dat was, nu ik dat achteraf bezie, natuurlijk wel zo. Dat is eigenlijk logisch. Maar ik zag haar absoluut niet als een kind waarop ik mijn lusten kon botvieren. Ik ben uiteindelijk met de seksuele handelingen gestopt, omdat ik de absurditeit van mijn handelen inzag. Op een gegeven moment heb ik gebeld naar de instantie die over de plaatsing van pleegkinderen gaat en gevraagd of zij [slachtoffer] zouden willen overplaatsen naar een ander pleeggezin. Dit gebeurde op initiatief van mij en mijn vrouw. De spanning liep zo hoog op dat ik op een gegeven moment uit huis ben vertrokken, omdat mijn aanwezigheid in huis voor mijn vrouw ongewenst was."