ECLI:NL:HR:2007:BB2958
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Gebruik van verklaring getuige afgelegd bij de politie in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van diefstal en had beroep in cassatie ingesteld tegen de veroordeling. De Hoge Raad herhaalt de regels omtrent het gebruik van getuigenverklaringen die bij de politie zijn afgelegd. De kern van de uitspraak is dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, het openbaar ministerie verplicht kan zijn om bepaalde getuigen ter terechtzitting op te roepen. Dit geldt met name als de verklaringen van deze getuigen cruciaal zijn voor de bewijsvoering en de getuigen later hun verklaringen hebben ingetrokken of gewijzigd. De Hoge Raad benadrukt dat het recht op een eerlijk proces en de beginselen van een behoorlijke procesorde in acht moeten worden genomen. In dit geval was er sprake van een getuige die zijn eerdere verklaring had ingetrokken, maar het Hof had deze verklaring toch als bewijs gebruikt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit op juiste wijze heeft gedaan, omdat de getuige niet voldoende had onderbouwd waarom hij zijn eerdere verklaring had gewijzigd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak van het Hof blijft daarmee in stand, en de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf en een taakstraf.