ECLI:NL:HR:2007:BB2873
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Huisvredebreuk en wederrechtelijk vertoeven in een woning
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor huisvredebreuk. De verdachte had op 14 december 2003 wederrechtelijk vertoefd in een woning aan de [a-straat] te [woonplaats]. De Hoge Raad behandelt de vraag of er sprake was van 'wederrechtelijk vertoeven' en of er een 'vordering van een rechthebbende' was, zoals bedoeld in artikel 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had in zijn uitspraak geen expliciete beslissing gegeven op het verweer van de verdachte, dat hij op uitnodiging van andere bewoners in de woning was en dus niet wederrechtelijk vertoefde. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit verweer had moeten behandelen en vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van feit 6 en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.