ECLI:NL:HR:2007:BB1373
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de vrijstelling van omzetbelasting voor diensten van samenwerkingsverbanden in de gezondheidszorg
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die is opgelegd aan Stichting X, een samenwerkingsverband van ziekenhuizen en andere instellingen in de gezondheidszorg. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1998. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna Stichting X in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de naheffingsaanslag tot ƒ 182.460. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht. Hierop heeft de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift ingediend en is er beroep in cassatie ingesteld door Stichting X.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de diensten die door Stichting X aan haar leden worden verleend, vrijgesteld zijn van omzetbelasting op basis van artikel 11, lid 1, aanhef en letter u, van de Wet op de omzetbelasting 1968, in samenhang met artikel 13A, lid 1, aanhef en letter f, van de Zesde richtlijn. De Hoge Raad stelt vast dat de litigieuze diensten direct nodig zijn voor de uitoefening van de vrijgestelde activiteiten van de leden en dat er geen sprake is van concurrentieverstoring. De discussie richt zich op de voorwaarde dat de groepering van haar leden terugbetaling moet vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven.
De Hoge Raad vraagt zich af of de bepaling zo moet worden uitgelegd dat deze ook geldt voor diensten die aan een of meer leden worden verricht, mits de vergoeding niet meer bedraagt dan de werkelijke kosten. De Hoge Raad verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om een prejudiciële beslissing over deze vraag. Totdat het Hof van Justitie uitspraak doet, houdt de Hoge Raad verdere beslissingen aan en schorst het geding.