ECLI:NL:HR:2007:BA9618

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/135HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling onderhoudsplicht vader naar Zweeds kinderalimentatierecht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een Zweedse moeder en een Nederlandse vader over de vaststelling van de onderhoudsplicht van de vader voor hun in Zweden wonende minderjarige kind, in het kader van het Zweedse kinderalimentatierecht. De vrouw, wonende in Zweden, heeft op 29 januari 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Roermond, waarin zij verzocht om vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter, ten laste van de man, van € 1.200,-- per maand, met ingang van de geboortedatum van het kind.

De man heeft het verzoek bestreden, waarna de rechtbank op 1 december 2004 heeft bepaald dat de man met ingang van 24 juni 2000 aan de vrouw € 1.200,-- per maand zal betalen. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, terwijl de vrouw incidenteel hoger beroep instelde. Het hof heeft op 11 juli 2006 de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw rechtdoende bepaald dat de man met ingang van 24 juni 2000 € 440,-- per maand aan de vrouw zal betalen voor de verzorging en opvoeding van hun dochter.

Tegen deze beschikking heeft de vrouw cassatie ingesteld. De man is in cassatie niet verschenen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De advocaat van de vrouw heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.

Uitspraak

19 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/135HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], Zweden,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 29 januari 2003 ter griffie van de rechtbank Roermond ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd en na aanvulling van haar verzoek, voorzover in cassatie van belang, vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de dochter] ten laste van de man van een bedrag van € 1.200,-- per maand met ingang van de geboortedatum van [de dochter].
De man heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 december 2004 bepaald dat de man met ingang van 24 juni 2000 aan de vrouw ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [de dochter] € 1.200,-- per maand zal hebben te betalen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 11 juli 2006 heeft het hof op het principale en het incidentele hoger beroep de beschikking van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, bepaald dat de man met ingang van 24 juni 2000 aan de vrouw ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [de dochter] € 440,-- per maand zal hebben te betalen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 10 augustus 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.