ECLI:NL:HR:2007:BA8453

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/004HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel tot invordering van bestuurlijke dwangsommen

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], de Gemeente Leiden gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage. Zij vorderde de vernietiging van een besluit van de Gemeente, waarbij een dwangsom van € 15.000,-- was opgelegd. De Gemeente heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank verklaarde het verzet tegen het dwangbevel ongegrond in haar vonnis van 23 juli 2003. Verzoekster ging in hoger beroep bij het gerechtshof 's-Gravenhage, dat op 30 november 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigde en het dwangbevel voor een deel buiten effect stelde. Verzoekster heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het hof, dat op 10 januari 2007 bij de Hoge Raad is ingediend. De Gemeente is in cassatie niet verschenen.

De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat het verzet van verzoekster tegen het dwangbevel, dat was gegeven op basis van de Algemene wet bestuursrecht, moest worden gedaan door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de regels van de dagvaardingsprocedure van toepassing zijn en dat de burgerlijke rechter op het verzet bij vonnis moet beslissen. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar de rol van 8 februari 2008, zodat verzoekster in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten en voort te procederen volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. Tevens is verzoekster opgedragen om de Gemeente bij exploot aan te zeggen dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolle van de enkelvoudige kamer op de genoemde datum.

Uitspraak

16 november 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/004HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.A.L.C. Lamme,
t e g e n
DE GEMEENTE LEIDEN,
zetelende te Leiden,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verzoekster] heeft bij exploot van 7 november 2002 de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, het besluit dan wel de beschikking van de door de Gemeente opgelegde dwangsom van € 15.000,--, opgelegd met dwangsomnota van 9 april 2002, te vernietigen en subsidiair de hoogte van het bedrag van de dwangsom te matigen.
De Gemeente heeft verweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij vonnis van 23 juli 2003 het verzet tegen het dwangbevel ongegrond verklaard.
Van dit vonnis is [verzoekster] bij exploot van dagvaarding van 23 september 2003 in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof 's-Gravenhage.
Nadat het hof bij arrest van 24 november 2005 een comparitie van partijen had gelast en de Gemeente tot bewijslevering had toegelaten, heeft het hof bij arrest van 30 november 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het dwangbevel voor een deel, groot € 5.000,--, buiten effect gesteld en het verzet tegen het dwangbevel voor het overige ongegrond verklaard.
Het eindarrest van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [verzoekster] bij, ter (civiele) griffie van de Hoge Raad op 10 januari 2007 ingekomen, verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot voortzetting van de zaak, in de stand waarin zij zich bevindt, volgens de regels die voor de dagvaardingsprocedure gelden en voorts tot het bepalen van een dag waarop de zaak op de rol zal komen en waartegen [verzoekster] de Gemeente bij exploot zal moeten oproepen.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Nu [verzoekster] bij dagvaarding in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank en het hof bovendien, zoals hierna in 3.2 wordt overwogen: dan ook heeft beslist bij arrest, had [verzoekster] het beroep in cassatie eveneens bij dagvaarding behoren in te stellen.
3.2 Het gaat in dit geval om verzet van [verzoekster] tegen een dwangbevel dat door de Gemeente is gegeven op de voet van art. 5:26 lid 2 in verbinding met art. 5:33 Awb.
Het dwangbevel strekt tot invordering van bestuurlijke dwangsommen. Ingevolge art. 5:26 lid 3 moet dit verzet worden gedaan door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.
Bij gebreke van een andersluidende wettelijke regeling moet worden aangenomen dat de regels van de dagvaardingsprocedure in dit geding van toepassing zijn en dat de burgerlijke rechter op het verzet bij vonnis moet beslissen, zoals in dit geval ook is gebeurd.
3.3 [Verzoekster] heeft tegen het eindarrest van het hof tevens bij exploot van dagvaarding van 20 februari 2007 beroep in cassatie ingesteld. De zaak is, na verstekverlening tegen de Gemeente, verwezen naar de rol van 8 februari 2008 voor schriftelijke toelichting. Op grond hiervan kan de Hoge Raad, voor zover nodig met toepassing van art. 69 Rv., ermee volstaan ook de onderhavige zaak naar deze rolzitting van 8 februari 2008 te verwijzen voor voortprocederen volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, waarbij het aan [verzoekster] wordt overgelaten dan duidelijk te maken op basis van welk inleidend processtuk zij de procedure in cassatie wenst voort te zetten.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rol van 8 februari 2008 om [verzoekster] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten als hiervoor in 3.3 is overwogen en om voort te procederen op basis van de regels van de dagvaardingsprocedure;
beveelt [verzoekster] om de Gemeente bij exploot aan te zeggen dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolle van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2008.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 november 2007.