ECLI:NL:HR:2007:BA8064

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43590
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele aanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboete

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 september 2006, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De belanghebbende ontving op 16 juli 2003 een aanslagbiljet voor een bedrag van ƒ 397.331. Later, op 31 juli 2003, ontving hij een tweede aanslagbiljet, waarin ook een vergrijpboete was opgenomen. Na bezwaar tegen de aanslag en de boete, handhaafde de Inspecteur de aanslag maar verlaagde hij de boete. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken van de Inspecteur en verminderde de aanslag van 16 juli 2003, terwijl het de aanslag van 31 juli 2003 als navorderingsaanslag vernietigde.

Belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Inspecteur had in een brief van 19 augustus 2003 medegedeeld dat de aanslagen met dagtekening 31 juli 2003 de juiste aanslagen waren en dat de aanslagen met dagtekening 16 juli 2003 als niet verzonden konden worden beschouwd. Het Hof oordeelde dat de aanslag van 16 juli 2003 rechtsgeldig was opgelegd en dat de mededeling van de Inspecteur niet als een vernietiging van deze aanslag kon worden aangemerkt. Het middel van belanghebbende, dat zich tegen deze oordelen richtte, kon niet tot cassatie leiden.

De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof juist was en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.

Uitspraak

Nr. 43.590
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 september 2006, nr. BK 677/04, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Ten name van belanghebbende is voor het jaar 2000 onder nummer 001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vastgesteld ten bedrage van ƒ 397.331. Ter zake van deze aanslag is belanghebbende met dagtekening 16 juli 2003 een aanslagbiljet toegezonden. Vervolgens is belanghebbende ter zake van deze aanslag met dagtekening 31 juli 2003 opnieuw een aanslagbiljet toegezonden, waarop tevens het bedrag van een aan belanghebbende opgelegde vergrijpboete is vermeld.
Na door belanghebbende tegen de aanslag, alsmede tegen de vergrijpboete gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken de aanslag gehandhaafd en de vergrijpboete verminderd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, "de aanslag met dagtekening 16 juli 2003" verminderd, en de door het Hof als navorderingsaanslag aangemerkte "belastingaanslag met dagtekening 31 juli 2003, alsmede de daarin begrepen boetebeschikking" vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Ten name van belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vastgesteld. Ter zake van deze aanslag is belanghebbende met dagtekening 16 juli 2003 een aanslagbiljet toegezonden. Vervolgens is belanghebbende ter zake van deze aanslag met dagtekening 31 juli 2003 opnieuw een aanslagbiljet toegezonden, waarop tevens het bedrag van een aan belanghebbende opgelegde vergrijpboete is vermeld.
3.1.2. Belanghebbende is bij brief van de Inspecteur van 19 augustus 2003 het volgende medegedeeld:
"Ik heb geconstateerd dat aan u abusievelijk dubbele aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en Premies WAZ 2000 zijn verstuurd. Zoals u ongetwijfeld heeft begrepen uit de verzonden kennisgeving en mededeling inzake de op te leggen vergrijpboeten bij de aanslagen, zijn de aanslagen met dagtekening 31 juli 2003 de juiste aanslagen. U kunt de aanslagen met dagtekening 16 juli 2003 dan ook als niet verzonden beschouwen."
3.2. Voor zover in cassatie van belang was voor het Hof in geschil of de aan belanghebbende met dagtekening 16 juli 2003 opgelegde aanslag nietig dan wel vernietigd is, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend werd beantwoord.
3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat de aanslag met dagtekening 16 juli 2003 is opgelegd met inachtneming van alle wettelijke voorschriften en derhalve rechtsgeldig is, en dat de in vorenbedoelde brief van de Inspecteur van 19 augustus 2003 vervatte mededeling dat de aanslag met dagtekening 16 juli 2003 als niet verzonden kan worden beschouwd, niet kan worden aangemerkt als een vernietiging van deze rechtsgeldig opgelegde aanslag. Tegen deze oordelen keert zich het middel.
3.4. De brief van de Inspecteur van 19 augustus 2003, die dateert van na de toezending aan belanghebbende van het aanslagbiljet met dagtekening 31 juli 2003, laat geen andere conclusie toe dan dat de Inspecteur - wat er zij van de aanvaardbaarheid van zijn handelen in zoverre - aan de met dagtekening 16 juli 2003 opgelegde aanslag slechts heeft willen ontnemen het gevolg dat hij de mogelijkheid tot het opleggen van een boete verloren deed gaan door niet gelijktijdig met die aanslag een boete op te leggen. Door aldus te handelen heeft hij de aanslag zelf niet doen vervallen. 's Hofs beslissing op dit punt is derhalve juist, wat er zij van de daartoe gebezigde grond. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.