ECLI:NL:HR:2007:BA8054

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41724
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.W. van den Berge
  • L. Monné
  • C. Schaap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aftrekbare kosten in de inkomstenbelasting en reiskosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2000. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 90.655. De Staatssecretaris heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof ten onrechte naast het arbeidskostenforfait ook aftrek voor reiskosten heeft toegestaan, terwijl deze reiskosten niet onder de in de wet genoemde voorwaarden vallen. De Hoge Raad oordeelt dat de toepassing van artikel 37 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 geen ruimte laat voor de aftrek van reiskosten die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, lid 2, letter a. Het Hof heeft hiermee een belangrijke juridische fout gemaakt, waardoor de uitspraak niet in stand kan blijven.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 41.724
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 november 2004, nr. 03/00444, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 90.655. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft met toepassing van artikel 37 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) het bedrag van de op belanghebbendes inkomsten uit arbeid betrekking hebbende aftrekbare kosten gesteld op het forfaitaire bedrag van (in dit geval) ƒ 3538 (onderdeel 4.3 van 's Hofs uitspraak). Het heeft daarnaast ook een bedrag van ƒ 497,70 in aftrek toegestaan voor de kosten van negen reizen van Z naar R v.v. (onderdeel 4.2). Blijkens 's Hofs vaststellingen in laatstvermeld onderdeel - welke in cassatie niet zijn bestreden - gaat het hier niet om reiskosten als bedoeld in artikel 36, lid 2, letter a, van de Wet.
3.2. Aldus heeft het Hof miskend dat naast toepassing van de forfaitaire regeling van artikel 37 van de Wet geen plaats is voor aftrek van reiskosten, andere dan de in artikel 36, lid 2, letter a, bedoelde.
3.3. Het daarop betrekking hebbende middelonderdeel slaagt. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat onvoldoende bewijs is geleverd om het oordeel te rechtvaardigen dat is gebleken dat het bedrag van de op de inkomsten uit arbeid betrekking hebbende aftrekbare kosten, met inbegrip van de reiskosten van Z naar R v.v., het forfaitaire bedrag van ƒ 3538 hebben overschreden. Dat bedrag is door de Inspecteur al in aanmerking genomen.
3.4. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.