ECLI:NL:HR:2007:BA8044

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
38908 bis
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlegging van postonderverdeling 8704 10 van de gecombineerde nomenclatuur met betrekking tot dumpers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door B.A.S. Trucks B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de uitleg van postonderverdeling 8704 10 van de gecombineerde nomenclatuur, specifiek gericht op dumpers die zijn ontworpen voor gebruik buiten de verharde, openbare weg. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, omdat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat alleen vrachtwagens die uitsluitend voor terrein gebruik zijn ontworpen, in aanmerking komen voor indeling in deze postonderverdeling.

De Hoge Raad baseerde zijn oordeel op een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die op 11 januari 2007 was gegeven. Dit Hof had vastgesteld dat de postonderverdeling ook van toepassing is op dumpers die, hoewel ze kenmerken hebben waardoor ze ook over verharde wegen kunnen rijden, primair zijn ontworpen voor gebruik buiten deze wegen. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof de uitleg van het Hof van Justitie niet correct had toegepast, wat leidde tot de gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, waarbij het Hof moet onderzoeken of de betrokken voertuigen inderdaad speciaal en primair zijn ontworpen voor gebruik buiten de verharde, openbare weg. Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden, inclusief het griffierecht en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan de zijde van de belanghebbende.

Uitspraak

Nr. 38.908
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van B.A.S. Trucks B.V. te Veghel (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 oktober 2002, nr. 99/90085 DK, na beantwoording van de door de Hoge Raad bij na te melden arrest aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gestelde vraag.
1. Ontstaan en loop van het geding
Voor een overzicht van het ontstaan en de loop van het geding tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 11 november 2005, nr. 38908, BNB 2006/36, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vraag.
Bij arrest van 11 januari 2007, C-400/05, heeft het Hof van Justitie, uitspraak doende op die vraag, voor recht verklaard:
"Postonderverdeling 8704 10 van de gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998, moet aldus worden uitgelegd dat die postonderverdeling ziet op dumpers in de zin van de genoemde onderverdeling die speciaal en primair zijn ontworpen voor gebruik buiten de verharde, openbare weg. Dat dumpers kenmerken hebben waardoor zij, bijkomend, over de verharde, openbare weg kunnen rijden, staat niet in de weg aan de indeling ervan als dumpers in die zin van die postonderverdeling."
Zowel belanghebbende als de Minister van Financiën heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op dit arrest.
2. Nadere beoordeling van de middelen
Gelet op de hiervoor onder 1 vermelde verklaring voor recht heeft het Hof ten onrechte geoordeeld dat voor indeling in postonderverdeling 8704 10 alleen die vrachtwagens in aanmerking komen die zijn ontworpen met het oog op uitsluitend gebruik in het terrein. Middel 1 is derhalve gegrond. 's Hofs uitspraak kan mitsdien niet in stand blijven.
Verwijzing moet volgen voor onderzoek van de vraag of de onderwerpelijke voertuigen speciaal en primair zijn ontworpen voor gebruik buiten de verharde, openbare weg. De middelen 2 en 3 behoeven geen behandeling.
3. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 165, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2576 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, P. Lourens, C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.