ECLI:NL:HR:2007:BA8035

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
614
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepassing van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de PC privé-regeling

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 maart 2006, nr. 05/389 CSV, betreffende besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft correctienota's die zijn vastgesteld op basis van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) over de jaren 2000 tot en met 2003. De Raad van bestuur heeft de bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard voor de hoogte van de correctie over het jaar 2000, maar voor het overige ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Arnhem, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad, die de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd.

In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat het oordeel van de Centrale Raad, dat de afspraken tussen belanghebbende en haar werknemers in het kader van een PC privé-regeling niet leiden tot een verlaging van het loon in de zin van artikel 4 van de CSV, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad stelt vast dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de klachten over de inhoud en toepassing van het beleid in het Besluit PC Privé buiten de cassatiegronden vallen. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, en is openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.

Uitspraak

Nr. 614
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 maart 2006, nr. 05/389 CSV, betreffende na te melden besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van bestuur).
1. Besluiten, bezwaren en geding voor de Rechtbank
Bij besluiten van 17 december 2003 zijn ten aanzien van belanghebbende correctienota's ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: de CSV) vastgesteld over de jaren 2000 tot en met 2003.
De Raad van bestuur heeft de tegen vorenbedoelde besluiten gemaakte bezwaren gegrond verklaard voor zover het de hoogte van de correctie over het jaar 2000 betreft, en voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die beslissing beroep ingesteld bij de Rechtbank te Arnhem.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding voor de Centrale Raad
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
3. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad van bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Raad van bestuur heeft een conclusie van dupliek ingediend.
4. Beoordeling van de middelen
Voor zover in de bestreden oordelen van de Centrale Raad ligt besloten het oordeel dat indien een eigen bijdrage van de werknemer wordt ingehouden op het betaalde loon, dit niet noodzakelijkerwijs gevolg heeft voor de hoogte van het loon in de zin van artikel 4 van de CSV, geeft dat oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 18 februari 1998, nr. 306, BNB 1998/100).
Het oordeel van de Centrale Raad dat in het onderhavige geval door de afspraken tussen belanghebbende en haar werknemers in het kader van een PC privé-regeling het loon niet is verlaagd, kan als van feitelijke aard ingevolge artikel 18c van de CSV in cassatie niet worden onderzocht.
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. De klachten die zich richten tegen oordelen van de Centrale Raad over de inhoud en toepassing van het in het Besluit PC Privé neergelegde beleid vallen buiten de in artikel 18c van de CSV opgenomen cassatiegronden. Dit geldt ook voor klachten over de motivering van de uitspraak van de Centrale Raad.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.