3.1 In cassatie kan - deels veronderstellenderwijs - van het volgende worden uitgegaan.
(i) ABN AMRO Holding is de tophoudstervennootschap van een internationaal opererend bankconcern; ABN AMRO Bank is een van haar dochtermaatschappijen. Tezamen of als concern worden zij hierna ook wel aangeduid als ABN AMRO.
(ii) De belangrijkste bankactiviteiten van ABN AMRO bevinden zich in Nederland, de Verenigde Staten van Amerika, Brazilië en Italië. De Amerikaanse activiteiten, met name LaSalle Bank Corporation - verder: LaSalle - zijn in 1979 en latere jaren verworven door middel van acquisities.
(iii) ABN AMRO Holding heeft een notering aan de Amsterdamse Effectenbeurs van Euronext N.V. en aan de New York Stock Exchange.
(iv) Bank of America is een van de grootste banken van de Verenigde Staten.
(v) Op 16 januari 2007 heeft de bestuursvoorzitter (Chief Executive Officer, verder: CEO) van Bank of America in The Wall Street Journal verklaard dat zijn bank geïnteresseerd is in de verwerving van LaSalle.
(vi) In de eerste maanden van 2007 hebben Bank of America en ABN AMRO hierover contacten gehad.
(vii) Op 20 februari 2007 heeft The Children's Investment Fund Management (UK) LLP (verder: TCI), dat meer dan 1% van het geplaatste kapitaal van ABN AMRO Holding hield, in een brief aan ABN AMRO Holding kritiek geuit op de strategie van ABN AMRO, haar bedrijfsmatige prestaties en lage waardering van het aandeel, en voorstellen gedaan prestaties en waardering te verbeteren door af te stappen van haar acquisitiestrategie en actief te streven naar opsplitsing van ABN AMRO.
(viii) Nadat ABN AMRO Holding op 19 maart 2007 had bericht dat zij exclusieve inleidende besprekingen met Barclays voerde over een mogelijke combinatie van de twee bankconcerns, heeft zij samen met Barclays op 20 maart 2007 de contouren van het bestuur, "de governance", van een nieuwe bankcombinatie bekendgemaakt en gemeld dat de periode van exclusiviteit 30 dagen omvatte.
(ix) Bij brief van 12 april 2007 aan de voorzitter van het bestuur van ABN AMRO Holding, R.W.J. Groenink (verder: Groenink), en de voorzitter van de raad van commissarissen, A.C. Martinez (verder: Martinez), hebben de CEO's van het Consortium bericht dat zij voor de verwerving van ABN AMRO een alternatief voorstel wilden doen, dat zou resulteren in een sterkere onderneming met onmiddellijk en op lange termijn grotere voordelen voor aandeelhouders en met mogelijkheden voor groei en superieure dienstverlening ten behoeve van cliënten en werknemers van ABN AMRO. Zij meldden dat zij een aanzienlijke hoeveelheid werk hebben verricht om hun voorstellen te formuleren, ook met financiële, juridische en andere adviseurs en met behulp van openbare informatie, dat zij in staat waren snel te handelen, goedkeuringen van hun besturen hadden verkregen en de belangrijkste toezichthouders hadden benaderd. Het Consortium liet weten erop te vertrouwen dezelfde "due diligence"-informatie te verkrijgen als Barclays en verzocht om een spoedige bespreking van zijn voorstellen.
(x) Op 13 april 2007 heeft ABN AMRO Holding bevestigd dat zij deze uitnodiging van het Consortium zorgvuldig zou behandelen.
(xi) Op 16 april 2007 heeft VEB in een brief ABN AMRO Holding voorgehouden dat deze, alvorens aandeelhouders een fusievoorstel te doen, gesprekken met het Consortium diende te voeren. Bij brief van dezelfde dag heeft VEB aan Martinez en Groenink nadere informatie gevraagd over onder meer de redenen om een fusie of overname na te streven en met Barclays exclusieve fusiebesprekingen te voeren en niet langer de "stand alone"-strategie te volgen. Bij brief van 19 april 2007 heeft ABN AMRO Holding aan VEB bevestigd een en ander op 23 april 2007 met haar te zullen bespreken.
(xii) Op 17 april 2007 heeft ABN AMRO Holding in een persbericht laten weten dat zij "ermee (heeft) ingestemd om [het Consortium] begin volgende week in Amsterdam te ontmoeten voor een gesprek waarin zij hun intenties en belangstelling uiteen kunnen zetten". Die dag heeft ABN AMRO Holding ook aangekondigd de exclusiviteitsperiode ter zake van de onderhandelingen met Barclays te hebben verlengd tot en met 20 april 2007.
(xiii) Op 17 april 2007 heeft Bank of America aan ABN AMRO Holding bericht LaSalle te willen verwerven. De volgende vier dagen heeft met het oog daarop een boekenonderzoek plaatsgevonden.
(xiv) Op 20 april 2007 is de verlengde periode van exclusiviteit voor Barclays - zonder nadere berichtgeving - verstreken.
(xv) Op 22 april 2007 hebben ABN AMRO Bank en Bank of America onder het recht van de Staat New York een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de aandelen in de moedermaatschappij van LaSalle, ABN AMRO North America Holding Company, voor een koopprijs van maximaal US$ 21 miljard (€ 15,5 miljard) in contanten. Deze koopovereenkomst bevat een "go shop"-regeling op grond waarvan derde partijen tot 6 mei 2007 de mogelijkheid kregen een "superior proposal" inzake de koop van LaSalle te doen, dat Bank of America vervolgens gedurende vijf werkdagen zou mogen evenaren om alsnog LaSalle te verwerven. Als Bank of America niet een gelijk bod deed, kon ABN AMRO Bank de koopovereenkomst beëindigen tegen betaling aan Bank of America van een "termination fee" van US$ 200 miljoen. Of sprake is van een "superior proposal", wordt door ABN AMRO Bank vastgesteld, waarbij het bod, dat in contanten moet luiden en geen financieringsvoorbehoud mag bevatten, wordt beoordeeld op zijn hoogte alsmede op "(...) all legal, financial, regulatory and other aspects (...), including the likelihood of consummation". Als de levering van de aandelen in ABN AMRO North America Holding Company niet op of vóór 1 mei 2008 zou hebben plaatsgevonden, mochten beide partijen de koopovereenkomst beëindigen.
(xvi) ABN AMRO Bank heeft in deze koopovereenkomst gegarandeerd dat zij voor het aangaan en uitvoeren daarvan geen goedkeuring van haar aandeelhouders nodig heeft.
(xvii) Op 23 april 2007 hebben ABN AMRO Holding en Barclays bekend gemaakt overeenstemming te hebben bereikt over een fusie en hebben zij de hoofdlijnen van het fusieakkoord gepubliceerd. De fusie wordt naar verwachting geëffectueerd door een ruilbod waarbij houders van gewone aandelen ABN AMRO voor elk bestaand gewoon aandeel ABN AMRO 3,225 nieuwe aandelen Barclays ontvangen. De totale waarde van dit bod, dat uitgaat van een waarde van een gewoon aandeel van € 36,25, bedraagt omgerekend € 67 miljard. Blijkens het persbericht is de verkoop van LaSalle een voorwaarde voor de gestanddoening van het bod van Barclays, wordt het biedingsbericht naar verwachting in juli 2007 gepubliceerd, wordt in augustus 2007 de bijzondere vergadering van aandeelhouders van ABN AMRO Holding gehouden en wordt in het vierde kwartaal van 2007 de transactie voltooid.
(xviii) Op 23 april 2007 heeft ABN AMRO Holding tevens de verkoop van LaSalle aan Bank of America voor US$ 21 miljard bekendgemaakt.
(xix) In een reactie op de publicaties van ABN AMRO Holding en Barclays heeft VEB dezelfde dag als haar standpunt bekendgemaakt dat de verkoop van LaSalle een "majeure transactie" is, dat het in strijd is met goede corporate governance dat het bestuur van ABN AMRO niet voornemens is die transactie ter goedkeuring voor te leggen aan aandeelhouders, dat alternatieven, waaronder "het mogelijke bod" van het Consortium, een redelijke kans verdienen, en dat de verkoop van LaSalle in strijd is met dit uitgangspunt en ter goedkeuring dient te worden voorgelegd aan de aandeelhoudersvergadering. Haar bezwaren heeft zij geuit in een gesprek met het bestuur van ABN AMRO Holding en herhaald bij brief van 24 april 2007 aan ABN AMRO Bank.
(xx) Het Consortium heeft in een reactie op de persberichten van ABN AMRO Holding en Barclays van 23 april 2007 aan Martinez en Groenink schriftelijk laten weten dat zijn voorstellen in verhouding tot de voorgenomen fusie tussen ABN AMRO Holding en Barclays "would offer superior immediate and sustainable value for your shareholders" en gunstiger waren voor de klanten en werknemers van ABN AMRO. Nu zijn voorstellen en plannen mede LaSalle betreffen, wenste het Consortium inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder de verkoop van LaSalle kan worden beëindigd.
(xxi) Op 24 april 2007 heeft Groenink mede namens Martinez het Consortium nadere verduidelijking van zijn voorstellen gevraagd en voorgesteld terzake op korte termijn bijeen te komen.
(xxii) Op 25 april 2007 heeft ABN AMRO nadere details verstrekt over de voorwaarden van de koopovereenkomst met Bank of America, met name inzake de "go shop"-clausule.
(xxiii) RBS heeft op 25 april 2007 mede namens Fortis en Santander per fax aan Groenink bericht dat het Consortium beschikbaar was voor overleg om 17.00 uur in Edinburgh, waar die dag de algemene vergadering van aandeelhouders van RBS werd gehouden. Voorts zette RBS de hoofdlijnen van de door het Consortium voorgestelde potentiële transactie uiteen. De (indicatieve) waarde van zijn bod, voor ongeveer 70% in contanten en voor ongeveer 30% in aandelen RBS, bedroeg in totaal € 72,2 miljard. Dit bod werd gedaan onder meer onder de voorwaarde dat LaSalle onderdeel blijft van ABN AMRO.
(xxiv) Op 26 april 2007 heeft ABN AMRO Holding Barclays meegedeeld het Consortium dezelfde "due diligence"-informatie te verschaffen als Barclays had gekregen, onder de voorwaarden van geheimhouding en een "standstill"-beding, inhoudende dat het Consortium gedurende twaalf maanden ervan zou afzien een bod op (de aandelen in) ABN AMRO Holding uit te brengen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ABN AMRO Holding.
(xxv) In de algemene vergadering van aandeelhouders van ABN AMRO Holding van 26 april 2007 zijn drie van de vijf door TCI op de agenda geplaatste voorstellen aangenomen, waaronder het voorstel (actief de mogelijkheden na te streven) om bepaalde of alle grotere bedrijfsonderdelen van ABN AMRO te verkopen, af te splitsen of te doen fuseren, en het voorstel om ABN AMRO in zijn geheel te verkopen of te doen fuseren, een en ander teneinde maximale waarde voor de aandeelhouders te creëren. Het voorstel om de contante opbrengsten van de verkoop van grotere bedrijfsonderdelen aan alle aandeelhouders terug te geven, werd verworpen.
(xxvi) Volgens de conceptnotulen van de algemene vergadering van aandeelhouders hebben Groenink en Martinez daarin verklaard dat het bestuur op 20 februari 2007 had besloten op de middellange termijn de "stand alone"-strategie te verlaten en een fusie te onderzoeken met een partij die groter is dan ABN AMRO, dat de raad van commissarissen op 13 maart 2007 met die strategiewijziging had ingestemd, dat de verkoop van LaSalle geen resultaat is van een eerdere overeenkomst met Barclays, dat Barclays evenmin ABN AMRO Holding heeft verzocht de verkoop te doen en dat Barclays pas in de avond van 20 april 2007 over de onderhandelingen met Bank of America is geïnformeerd.
(xxvii) Op 27 april 2007 heeft het Consortium bekendgemaakt ABN AMRO Holding te hebben laten weten een openbaar bod op al haar uitstaande aandelen te willen uitbrengen. ABN AMRO Holding heeft vervolgens het hiervoor onder (xxiv) genoemde "standstill"-beding laten vallen. Nog op dezelfde dag is een "confidentiality agreement" getekend.