ECLI:NL:HR:2007:BA7919

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02559/06 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geloofwaardigheid en redengevendheid van verklaringen van medeverdachten in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte was betrokken bij een gewelddadige diefstal op Curaçao, waarbij een slachtoffer om het leven kwam. De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen dat de selectie en waardering van bewijsmateriaal voorbehouden is aan de feitenrechter, die niet verplicht is om zijn oordeel te motiveren, tenzij bijzondere omstandigheden dit vereisen. Dit betreft met name situaties waarin een getuige zijn belastende verklaring heeft ingetrokken. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet gehouden was om te motiveren waarom het de ingetrokken verklaring van de getuige bruikbaar achtte voor het bewijs, aangezien er geen bijzondere gevallen waren aangevoerd die een nadere motivering vereisten. De verdachte was eerder veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf voor zijn rol in de diefstal, en het beroep in cassatie werd verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de feitenrechter in de beoordeling van de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen en de voorwaarden waaronder nadere motivering vereist kan zijn.

Uitspraak

9 oktober 2007
Strafkamer
nr. 02559/06 A
SG/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 23 mei 2006, nummer 900.575/05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in Het Huis van Bewaring op Curaçao.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 16 november 2005 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair tenlastegelegde en voorts ter zake van 1 subsidiair "medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft", 2. en 4. "medeplegen van overtreding van het bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930 gestelde verbod, meermalen, gepleegd" en 3. "medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren" veroordeeld tot veertien jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Bewezenverklaring en gebezigde bewijsmiddelen
3.1. Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - bewezenverklaard:
"1. dat hij op 29 mei 2005 op het eilandgebied Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een halsketting en een vuurwapen, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd door verdachte, en zijn mededader(s), met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om betrapping op heterdaad aan zich en andere deelnemers aan voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het opzettelijk een vuurwapen aan het hoofd van [slachtoffer 1] te plaatsen en vervolgens met een vuurwapen schoten op en/of in de richting van [slachtoffer 1] te lossen, bij welk feit [slachtoffer 1] een schotverwonding opliep, als gevolg van welke verwonding [slachtoffer 1] is overleden;" 3. "dat hij op 24 mei 2005 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (uit Toko San Miguel) ongeveer NAF 600,--, NAF 200,--, 5 flessen Whisky (White Label), 3 flessen Brandy, een polshorloge (merk Seiko), een mobiele telefoon (merk Nokia), een mobiele telefoon (Nokia; baby model) en een polshorloge (merk Citizens), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd door verdachte en/of zijn mededader(s), met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het opzettelijk vuurwapens tonen aan en/of richten op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en daarbij zeggende "Atrako" en vervolgens aan het polshorloge van [slachtoffer 2] te trekken en [slachtoffer 3] met tot vuisten gebalde handen te slaan op zijn mond en gezicht en door de kassa te vernielen."
3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van politie opgemaakt door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], allen brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, ingedeeld bij het Projectteam Atrako, gesloten op 2 juni 2005, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:
"Op zondag 29 mei 2005 omstreeks 03.50 uur werden de patrouilles van het wijkbureau Rio Canario en Projectteam Atrako gedirigeerd naar de Mirla Plateweg ter hoogte van de Bar Palma Soleano, alwaar een man zou zijn beroofd en neergeschoten.
Bij een ter plaatse ingesteld onderzoek bleek dat drie mannen het slachtoffer dat later bleek te zijn [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1949, in zijn auto hadden overvallen en hadden neergeschoten.
Omstreeks 04.25 uur constateerde de politiearts de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1]."
2. een verslag van de sectie uitgevoerd op het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1], door de arts J.A. van Raalte, patholoog, voor zover inhoudende:
"[Slachtoffer 1] is overleden als gevolg van een schotwond die de borstholte binnendrong tussen de 7e en de 8e rib. Het verscheuren van de grote lichaamsslagader heeft geleid tot een snel en groot bloedverlies -waarbij 2 liter bloed in de borstholte werd aangetroffen- hetgeen leidde tot een snelle dood."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Ik zag de voor mij bekende [slachtoffer 4] komen aanrijden. Hij rijdt in een rode Nissan. Hij parkeerde zijn auto net voor het nummerkantoor dat in hetzelfde gebouw zit als de Bar Palma Soleano aan de Mirla Plateweg. Ik stond daar om de auto's in de gaten te houden.
[Slachtoffer 4] bleef in zijn auto zitten en ik zag dat drie mannen vanuit de richting van de bakkerij aan kwamen gerend richting de bar. Deze drie mannen hadden bivakmutsen op. Deze mannen liepen rechtstreeks naar de auto van [slachtoffer 4]. Een van hen opende het portier en de tweede man liep naar de passagierszijde van de auto en opende het portier daar. De derde man bleef aan de achterkant van de auto rond staan kijken.
De mannen die bij de portieren stonden zeiden [slachtoffer 4] om zijn ketting af te doen en ik zag dat hij daaraan voldeed. Toen [slachtoffer 4] zijn ketting aan de man gaf die aan zijn kant stond zag ik dat [slachtoffer 4] uitstapte en zich omkeerde alsof hij naar de achterkant van de auto wilde lopen. Het was op dat moment dat de man die aan de andere kant van de auto stond een gericht schot op [slachtoffer 4] loste en hem in zijn rug trof.
De drie mannen die hem kwamen overvallen namen dezelfde weg terug als die zij gekomen waren."
4. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"Ik beken dat ik betrokken was bij de beroving in de nachtelijke uren op 29 mei 2005. Ik heb hem gepleegd samen met [verdachte] ([verdachte], opm. Hof) en [medeverdachte 2]. [Mededader 2] stelde voor om de eigenaar van de Bar Palma Soriano te gaan beroven. Terwijl we daar stonden te wachten kwam er opeens een rode auto aanrijden. De man in die auto stopte voor het nummerkantoor naast de bar. Buiten de bar stond een man die ons aan bleef kijken.
[Mededader 2] ging aan de kant van de bestuurder staan en opende het portier. [Verdachte] stond aan de andere kant. Toen hij het portier opende ging ik de auto binnen.
De volgende dag vernam ik dat de man die wij beroofd hadden dood was vanwege een schot. Het was ook op die dag dat [medeverdachte 2] bij mij was en mij 600 gulden heeft gegeven. Toen ik aan hem vroeg wat ze met de ketting hadden gedaan, zei hij tegen mij dat ze die verpand hadden voor 1800 gulden."
5. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"[Mededader 2] had een nikkelkleurige revolver bij zich. Volgens mij een kaliber .38.
[Verdachte] had een grijs pistool met een zwart handvat, dat was een Hugger. Ikzelf had een nikkelkleurig pistool kaliber .22 bij me."
6. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
"Bij de overval met dodelijke afloop van 29 mei 2005 op de Mirla Plateweg ter hoogte van de Bar Palma Soleano waren [medeverdachte 1], [verdachte] ([verdachte], opm. Hof) en ik betrokken."
7. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
"[Verdachte] en ik trokken onze maskers aan en gingen op de man af. Ik ging bij de bestuurderszijde en [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen via het andere portier. Ik haalde mijn vuistvuurwapen te voorschijn, bedreigde de man ermee en zei hem rustig te blijven. De man gaf mij een duw en begon met ons te vechten. Het lukte [medeverdachte 1] om een van de halskettingen van de man af te nemen. Toen we bezig waren met de man zag ik een nikkelkleurige revolver tussen zijn broeksband. Op een gegeven moment deinsde ik naar achteren. De man stapte uit de auto. Hij haalde zijn revolver tevoorschijn. Ik sloeg deze van hem af en hij viel tegen het wegdek. Ik raapte hem op en rende weg. De man besloot mij te volgen. Op dat moment loste [medeverdachte 1] een schot op de man. Hij raakte die man in zijn rug. Toen de man viel renden wij alledrie weg."
8. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"Ik heb de man geschoten toen hij [medeverdachte 2] ging aanvallen. Op dat moment wist ik dat de man gewapend was, want [medeverdachte 2] had dat gezegd toen wij de man in de auto aanvielen. Toen ik de man schoot kon ik niet zien of hij zijn wapen in zijn hand had, daarom heb ik hem geschoten.
Op jullie vraag wat [verdachte] heeft gedaan tijdens de beroving moet ik het volgende zeggen. [verdachte] ging als eerste in de auto via het portier aan de rechterkant. [Verdachte] heeft compleet aan de beroving deelgenomen.
Verder moet ik aan jullie verklaren dat hij degene was die in het bezit was van de ketting en ik ben die op de zondag na het gebeuren bij hem gaan halen. Toen ik bij hem was ging hij die halen en hij gaf me hem op straat."
9. een proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, ingedeeld bij het Projectteam Atrako, gesloten op 14 september 2005, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 24 mei 2005 had er omstreeks 19.50 uur een geval van diefstal met geweldpleging plaats te Toko San Miguel op het adres aan de Blanquillaweg 4. Hierbij hadden vier mannen door gebruik van geweld en/of bedreiging met geweld geld en goederen van bedoelde toko weggenomen bij de werknemers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]."
10. een proces-verbaal van politie voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
"Heden, 24 mei 2005, bevond ik mij omstreeks 19.50 uur achter de balie van de toko. De mannen waren bewapend met vuurwapens en schreeuwden met dreigende stem "atrako!". Ik voelde mij erg in gevaar. Verdachte 1 liep naar mij toe en maande mij op de grond te gaan liggen. Een van de andere verdachten liep de snack binnen en kwam terug met [slachtoffer 3]. Verdachte 1 doorzocht mijn kleding en trok aan mijn horloge. Ik nam het van mijn pols af en gaf het hem. Ik zag dat de mannen [slachtoffer 3] aan het mishandelen waren. Om die reden maakte ik de kassa open.
Verdachte 1 nam de la met geld weg. Ik hoorde dat een ander de kassa in de snack kapot sloeg.
Weggenomen werden NAF 600 van de toko en NAF 200 van de snack, 5 Flessen Whisky White Label, 3 Flessen Brandy, een polshorloge (Seiko) en een mobiele telefoon (Nokia)."
11. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3]:
"Een van de mannen had een zwarte pet op zijn hoofd die een gedeelte van zijn gezicht bedekte. De andere drie mannen hadden een zwarte bivakmuts over hun gezicht getrokken. De mannen waren bewapend met zwarte vuurwapens. De mannen hielden de eigenaar die bij de kassa stond onder bedreiging met hun vuurwapen. Ze zeiden mij op de grond te gaan liggen.
Verdachte A sloeg mij met zijn vuist tegen mijn mond en in mijn gezicht. Ik zag hoe een van de mannen het geld uit de kassa haalde. Tevens namen de mannen whisky en sigaretten weg."
12. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"De beroving bij Toko San Miguel heb ik samen met [medeverdachte 3] ([medeverdachte 3]), [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) en [verdachte] ([verdachte], opm. Hof) gepleegd."
13. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"Toen wij langs Toko San Miguel reden zei [medeverdachte 2] tegen mij dat dit een goede plaats was om een beroving te plegen.
Toen ik klaar was en naar het huis van [medeverdachte 3] fietste vond ik [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 2] al klaar om de overval bij de toko te gaan plegen.
[medeverdachte 2] had geen fiets en daarom gaf ik mijn fiets aan hem, [verdachte] had zijn eigen fiets en ik reed met [medeverdachte 3] op zijn fiets.
Toen we na ongeveer 15 minuten wachten zagen dat er maar drie man in de toko waren gingen we naar binnen. [Mededader 2] was de eerste, gevolgd door mij. [Mededader 2] hield de mensen in de toko onder bedwang met een vuurwapen en ik rende naar achteren waar de kassa stond. Ik nam het geld uit de kassa weg en rende terug naar voren. Toen ik terug kwam zag ik dat [verdachte] bezig was met een man. Ik vroeg hen of ze klaar waren en we renden naar onze fietsen.
Bij de woning van [medeverdachte 2] hebben we het geld op de grond gelegd en dat tussen ons vieren gedeeld. Ieder kreeg NAF 150 in bankbiljetten. Het losse geld hebben we weggenomen zonder het te verdelen. Toen we klaar waren zag ik dat [verdachte] een polshorloge had en [medeverdachte 3] had een mobiele telefoon bij zich.
[Mededader 2] had een zwart pistool en [verdachte] een nikkelkleurig vuurwapen."
14. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 3]:
"De beroving in Toko San Miguel heb ik gepleegd met [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2]. [Verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren alledrie gewapend.
Omstreeks 19.30 uur stapten we op onze fietsen. We hadden drie fietsen. [Medeverdachte 1] zat bij mij op de fiets. Daar gekomen stapten we af en trokken onze maskers aan en gingen de supermarkt binnen. [Medeverdachte 1] was niet gemaskerd; hij had een pet die hij over zijn gezicht had getrokken. Toen we binnen waren rende de zoon van de eigenaar naar achteren. Ik ging op hem af en gaf hem een mep. [Mededader 2] dwong de vader om de kassa te openen en vervolgens haalden [verdachte] en ik het geld er uit. Van de buit heb ik ongeveer NAF 160,-- gekregen."
4. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beoordeling van het tweede middel
5.1. Het middel behelst allereerst de klacht dat het Hof verzuimd heeft te motiveren waarom het de tot bewijs gebezigde verklaringen van de medeverdachten geloofwaardig en redengevend heeft geacht.
5.2.1. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende voorop te worden gesteld.
(i) Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de zaak en de omstandigheid of en in hoeverre het tenlastegelegde door de verdachte wordt ontkend, kunnen beginselen van een behoorlijke procesorde meebrengen dat het openbaar ministerie bepaalde personen als getuige ter terechtzitting dient op te roepen dan wel dat de rechter zodanige oproeping ambtshalve dient te bevelen bij gebreke waarvan processen-verbaal voor zover inhoudende de door die personen in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
(ii) Het onder (i) overwogene zal in ieder geval gelden indien een ambtsedig proces-verbaal inhoudende een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon, het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter is gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd, dan wel heeft geweigerd te verklaren omtrent de feiten en omstandigheden waarover hij eerder heeft verklaard.
Indien dit is geschied ter gelegenheid van een verhoor van de bedoelde persoon door de rechter-commissaris behoort deze persoon ter terechtzitting in eerste aanleg en in geval van appel ook ter terechtzitting in hoger beroep als getuige te worden opgeroepen, opdat de rechter zich door eigen waarneming van de getuige een oordeel zal kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van diens verklaringen dan wel omtrent de redenen van diens weigering aldaar een verklaring af te leggen. Bedoelde persoon zal eveneens ter terechtzitting in hoger beroep als getuige moeten worden opgeroepen indien hij ter terechtzitting in eerste aanleg voor het eerst is teruggekomen op zijn eerder in het voorbereidend onderzoek afgelegde verklaring dan wel heeft geweigerd een verklaring af te leggen.
(iii) Indien in de onder (ii) omschreven gevallen een getuige, die ter terechtzitting is opgeroepen, hetzij aldaar verschijnt, hetzij aldaar niet verschijnt en verdere oproeping zinloos is gebleken, staat het de rechter vrij de in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring voor het bewijs te bezigen (vgl. HR 1 februari 1994, LJN AB7528, NJ 1994, 427).
5.2.2. Uitgangspunt is voorts dat het is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt, om tot het bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat deze voor het bewijs van geen waarde acht zonder dat hij van zijn oordeel omtrent de keuze en de betrouwbaarheid van het door hem gekozen bewijsmateriaal rekenschap behoeft af te leggen. Op dit uitgangspunt zijn zowel wettelijke als enkele jurisprudentiële uitzonderingen aangebracht op grond waarvan onder omstandigheden een nadere redengeving van de feitenrechter wordt verlangd omtrent de betrouwbaarheid van het door hem gebezigde bewijsmateriaal, welke omstandigheden mede afhankelijk zijn van de bijzondere aard van de materie en van hetgeen ter terechtzitting in feitelijke aanleg door of namens de verdachte is aangevoerd.
5.3. De klacht berust op de opvatting dat een nadere motivering als hiervoor onder 5.2.2 bedoeld, is vereist indien een getuige bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep zijn tegenover de politie afgelegde belastende verklaring onder ede heeft ingetrokken. De opvatting dat het hof in zo een geval gehouden is te motiveren waarom het die - later ingetrokken - verklaring bruikbaar acht voor het bewijs, is echter, afgezien van bijzondere
gevallen waaromtrent te deze niets is aangevoerd of gebleken, onjuist.
5.4. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 9 oktober 2007.