ECLI:NL:HR:2007:BA7898
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Meldingsplicht Wet MOT en de rol van de verdachte als geldtransactiekantoor
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het niet voldoen aan de meldingsplicht van de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) door eurobiljetten in kleinere coupures om te wisselen voor grotere coupures zonder deze transacties te melden. De verdediging stelde dat de meldingsplicht niet op de verdachte rustte, maar op het wisselkantoor waar de transacties plaatsvonden. De Hoge Raad oordeelde dat de tenlastelegging betrekking had op de handelingen van de verdachte als geldtransactiekantoor, en dat zij derhalve wel degelijk een meldingsplicht had. Het Hof had terecht het verweer van de verdachte verworpen, omdat de verdachte bedrijfsmatig een financiële dienst had verleend en daarmee onder de meldingsplicht viel. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.