ECLI:NL:HR:2007:BA7771

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03589/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake sociale verzekeringen en loonadministratie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, gedateerd 8 september 2005. De aanvrager, geboren in 1946 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijke overtredingen van verplichtingen uit de Organisatiewet sociale verzekeringen en de Coördinatiewet sociale verzekering. De Rechtbank had de aanvrager veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. P.A.L.C. Lamme, advocaat te Zoetermeer. De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457, 459 en 460. De Hoge Raad stelde vast dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de wet, aangezien de aangevoerde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als een beroep op nieuwe feiten die het ernstig vermoeden wekken dat het onderzoek der zaak anders zou zijn verlopen.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand bleef. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

12 juni 2007
Strafkamer
nr. 03589/06 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 8 september 2005, nummer 09/017050-04, ingediend door mr. P.A.L.C. Lamme, advocaat te Zoetermeer, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van 1. "medeplegen van telkens opzettelijk overtreden van een in artikel 91 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 jo. de artikelen 1 en 3 van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 mei 1989, Stcrt. 1989, 107, bedoelde verplichting niet nakomen, (de Hoge Raad leest: begaan door een rechtspersoon,) terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd" en 2. "medeplegen van telkens opzettelijk een in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekering jo een in artikel 8, 2 en 13 van het Loonadministratiebesluit bedoelde verplichting niet nakomen, (de Hoge Raad leest: begaan door een rechtspersoon,) terwijl hij telkens feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 bedoeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 juni 2007.