ECLI:NL:HR:2007:BA7731
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Herinvesteringsvoornemen en de motivering van het Hof
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 oktober 2005, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar verminderd, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Belanghebbende stelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had geoordeeld over zijn herinvesteringsvoornemen met betrekking tot de opbrengst van de verkoop van een pand aan de a-straat 1 te Q.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom belanghebbende niet had aangetoond dat hij eind 2002 een herinvesteringsvoornemen had. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende na een in maart 2004 aangegane verplichting met betrekking tot een schip geen financieringsruimte meer had voor de aankoop van een pand te T. De Hoge Raad stelt echter dat voor de vorming van een herinvesteringsreserve in 2002 beslissend is of belanghebbende op 31 december 2002 een voornemen tot herinvestering had. De Hoge Raad concludeert dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom de verplichting met betrekking tot het schip niet te rijmen valt met het voornemen tot herinvestering.
Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wordt de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 22 juni 2007.