ECLI:NL:HR:2007:BA7657
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Beslag en ad-informandum feit in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1963 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor diefstal en opzetheling, met een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 27,50.
De kern van de zaak betreft de inbeslagname van een boormachine, die in beslag was genomen in het kader van een ad-informandum feit. De verdachte ontkende dit feit te hebben gepleegd. Het Hof had vastgesteld dat de boormachine in beslag was genomen, maar had geen beslissing genomen over de teruggave ervan, omdat het feit niet bij de strafoplegging was betrokken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit correct had gedaan, in lijn met de bestendige rechtspraak van de Hoge Raad. Het beroep van de verdachte werd verworpen, omdat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
De Hoge Raad benadrukte dat er geen sprake was van een van de in artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde gevallen, waardoor dat artikel niet van toepassing was. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak van het Hof niet ambtshalve vernietigd hoefde te worden, en dat het beroep van de verdachte ongegrond was.