ECLI:NL:HR:2007:BA7644
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgemeenschap en kostenverrekening tussen voormalige echtelieden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de kostenverrekening volgens huwelijkse voorwaarden. De man heeft op 4 december 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht om echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap te verzoeken. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een betaling van € 156.927,-- op basis van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft op 15 december 2004 de echtscheiding uitgesproken en in de eindbeschikking van 5 oktober 2005 bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 50.149,50 moet betalen voor door haar betaalde kosten van de huishouding.
De man heeft tegen deze eindbeschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 24 augustus 2006 de eindbeschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw om een betaling door de man afgewezen. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de vrouw verworpen, en deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, waarbij W.D.H. Asser de beschikking in het openbaar heeft uitgesproken op 19 oktober 2007.