ECLI:NL:HR:2007:BA7644

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/165HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en kostenverrekening tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de kostenverrekening volgens huwelijkse voorwaarden. De man heeft op 4 december 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht om echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap te verzoeken. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een betaling van € 156.927,-- op basis van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft op 15 december 2004 de echtscheiding uitgesproken en in de eindbeschikking van 5 oktober 2005 bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 50.149,50 moet betalen voor door haar betaalde kosten van de huishouding.

De man heeft tegen deze eindbeschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 24 augustus 2006 de eindbeschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw om een betaling door de man afgewezen. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de vrouw verworpen, en deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, waarbij W.D.H. Asser de beschikking in het openbaar heeft uitgesproken op 19 oktober 2007.

Uitspraak

19 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/165HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift van 4 december 2003 heeft de man zich gewend tot de rechtbank Utrecht en verzocht, kort gezegd, echtscheiding tussen hem en de vrouw uit te spreken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bevelen.
De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht te bepalen dat de man op basis van de huwelijksvoorwaarden aan haar een bedrag van € 156.927,--moet betalen.
Na bij tussenbeschikking van 15 december 2004 echtscheiding tussen partijen uit te hebben gesproken, heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 5 oktober 2005, voorzover in cassatie van belang, bepaald dat de man aan de vrouw ter zake van door haar betaalde kosten van de huishouding een bedrag van € 50.149,50 moet betalen.
Tegen deze eindbeschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 24 augustus 2006 heeft het hof in het principale en het incidentele hoger beroep de eindbeschikking van de rechtbank, voorzover in hoger beroep van belang, vernietigd en het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man op basis van de huwelijksvoorwaarden aan haar enig bedrag moet betalen alsnog afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.