ECLI:NL:HR:2007:BA7261
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over valsheid in geschrift en andere strafbare feiten door rechtspersoon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift en verduistering. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd, maar de verdachte stelde beroep in cassatie in, onder andere op basis van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn inderdaad was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf tot 28 maanden. De Hoge Raad bevestigde verder dat de strafvervolging van een rechtspersoon mogelijk is, en dat de leidinggevende ook vervolgd kan worden, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad verwierp de overige middelen van cassatie, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof werd gedeeltelijk vernietigd, maar de veroordeling bleef in stand, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf.