ECLI:NL:HR:2007:BA7181
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en overgangsrecht AWR
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1999. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde bij de Hoge Raad. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, maar dit werd door de Hoge Raad niet in overweging genomen omdat het te laat was ingediend.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onterecht heeft geoordeeld over het vervallen van artikel 16, lid 2, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) per 1 januari 2001. De Hoge Raad stelt vast dat er wel degelijk overgangsrecht bestaat, zoals opgenomen in artikel VI, onderdeel B van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. Dit artikel bepaalt dat de AWR en de Invorderingswet 1990, zoals deze op 31 december 2000 luidden, van toepassing blijven op belasting die verschuldigd is ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De Hoge Raad concludeert dat navordering mogelijk is zonder dat sprake is van een 'nieuw feit' zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, AWR. De klachten van belanghebbende leiden niet tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond.