ECLI:NL:HR:2007:BA6559

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42604
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tariefindeling van hartslagmeters in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de indeling van bepaalde goederen, namelijk hartslagmeters die ook de functie van een polshorloge hebben, onder de juiste post van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). De Inspecteur had bindende tariefinlichtingen afgegeven, maar deze werden door het Hof gedeeltelijk vernietigd, waarbij het Hof oordeelde dat de goederen onder post 9029 90 90 van de GN moesten worden ingedeeld, in plaats van onder post 9102 12 00, zoals de Inspecteur had voorgesteld.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof, waarbij werd gesteld dat de indeling van goederen moet plaatsvinden op basis van hun objectieve kenmerken en eigenschappen. De Hoge Raad oordeelde dat de functie van de hartslagmeter, namelijk het ontvangen van hartsignalen en het weergeven van de frequentie, het wezenlijke karakter van de goederen bepaalt, en dat de functie om de tijd weer te geven van ondergeschikt belang is. Dit oordeel is in lijn met de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is van belang voor de belastingrechtelijke indeling van goederen die multifunctioneel zijn, en benadrukt het belang van de functionele kenmerken bij de indeling in de GN.

Uitspraak

Nr. 42.604
8 juni 2007
whk
gewezen op het bij één geschrift aanhangig gemaakte beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 augustus 2005, nrs. 02/7138 DK, 02/7139 DK en 02/7140 DK, betreffende na te melden aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) verstrekte bindende tariefinlichtingen.
1. Beschikkingen, bezwaren en gedingen voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende zijn door de Inspecteur bij beschikking bindende tariefinlichtingen gegeven, welke beschikkingen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gedeeltelijk zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft bij afzonderlijke uitspraken de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken voor zover daarbij het bezwaar is afgewezen, vernietigd, de desbetreffende bindende tariefinlichtingen vernietigd en beslist dat de in geding zijnde goederen moeten worden ingedeeld onder post 9029 90 90 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). De uitspraken van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraken bij één beroepschrift beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht om afgifte van bindende tariefinlichtingen voor bepaalde apparaten in diverse uitvoeringen met indeling onder post 9029 90 90 van de GN.
3.1.2. De onderhavige goederen hebben alle de uiterlijke kenmerken van een polshorloge en worden om de pols gedragen. Zij vangen signalen op van een op de borst te dragen zender die hartslagen registreert en draadloos doorgeeft. Aan de hand van de ontvangen signalen berekent het apparaat de frequentie (aantal hartslagen per minuut) en geeft het berekende resultaat weer op een display. Het apparaat kan tevens de tijd weergeven op het display.
3.1.3. De Inspecteur heeft de verzoeken afgewezen om de reden dat de goederen naar zijn mening als polshorloges dienen te worden ingedeeld onder post 9102 12 00 van de GN.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de goederen hun wezenlijke karakter ontlenen aan de functie signalen te ontvangen en de hartslag weer te geven, en dat de functie om de tijd zichtbaar te maken van ondergeschikt belang is. Daarom moeten naar het oordeel van het Hof de goederen - als onderdeel van een set die ertoe dient om aan personen, doorgaans tijdens lichamelijke inspanning, de frequentie, variatie en limiet van de hartslag door te geven - gelet op de bewoordingen van post 9029 90 90 van de GN onder deze post worden ingedeeld.
3.3. Het middel verzet zich tegen deze oordelen en betoogt dat de goederen afzonderlijk, los van de overige onderdelen van de hartslagmeterset (borstband met zender en een elastische band), worden ingevoerd en daarom als zodanig moeten worden beoordeeld. De omstandigheid dat de goederen na de invoer worden samengevoegd met de overige delen van de set, is, aldus het middel, van ondergeschikt belang. Volgens het middel is op het moment van invoer de horlogefunctie zeer bruikbaar en, gelet op de omstandigheid dat de hartslagmeterfunctie op dat tijdstip niet werkt, overheersend, zodat indeling naar deze functie onder post 9102 12 00 van de GN, moet plaatsvinden.
3.4. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moeten, zoals het middel terecht aangeeft, goederen worden ingedeeld naar hun objectieve kenmerken en eigenschappen. De door het Hof vastgestelde feiten en de stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de onderwerpelijke goederen ook zonder borstband en zender de kenmerken en eigenschappen zowel van een tachograaf als van een horloge hebben.
Het Hof heeft geoordeeld dat de functie van de onderwerpelijke goederen om de tijd zichtbaar te maken, van ondergeschikt belang is, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat die functie slechts bijkomstig is. Dit oordeel is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden.
Dit oordeel brengt mee dat het wezenlijke karakter van de onderwerpelijke goederen kan worden bepaald aan de hand van hun functie hartsignalen te ontvangen en op een display weer te geven in de vorm van het aantal slagen per minuut. Mitsdien moeten de onderwerpelijke goederen, gelet op algemene regel 3, onder b, van titel I van de GN, worden ingedeeld onder post 9029 90 90 van de GN (vgl. Hof van Justitie 9 oktober 1997, Rank Xerox Manufacturing (Nederland) BV, C-67/95, Jurispr. blz. I-05401). Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort, P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2007.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 428.