ECLI:NL:HR:2007:BA6308
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en ne bis in idem-beginsel in het kader van een verzoek tot uitlevering aan Noorwegen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Rotterdam van 18 december 2006, waarin de uitlevering van de opgeëiste persoon aan het Koninkrijk Noorwegen toelaatbaar werd verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1977, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De verdediging voerde aan dat er sprake was van strijd met het ne bis in idem-beginsel, omdat de opgeëiste persoon al in België was vrijgesproken voor een feit dat verband hield met de uitlevering. De Rechtbank oordeelde echter dat niet was aangetoond dat het Belgische vonnis onherroepelijk was, en verwierp het verweer. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de Rechtbank niet ambtshalve hoefde te onderzoeken of het Belgische vonnis onherroepelijk was, omdat dit geen steun vond in het recht. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor een specifiek onderdeel van de uitlevering, maar de Hoge Raad verwierp het beroep in zijn geheel. De uitspraak benadrukt de noodzaak van onherroepelijkheid van buitenlandse vonnissen in het kader van uitleveringsverzoeken en de toepassing van het ne bis in idem-beginsel.