ECLI:NL:HR:2007:BA6258

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/004HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • W.J.M. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gezag van gewijsde in Antilliaanse zaak

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiseres], wonende op Curaçao, tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft een geschil over huurpenningen die [eiseres] zou zijn verschuldigd aan [verweerders], erfgenamen van [betrokkene 1]. De vordering van [verweerders] is in eerste aanleg toegewezen door het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba op 29 maart 2004. [Eiseres] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, wat resulteerde in een tussenvonnis van het hof op 26 april 2005 en een eindvonnis op 11 oktober 2005, waarin het hof het eerdere vonnis bevestigde.

In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal J. Wuisman heeft geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis van het hof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof ten onrechte het beroep van [eiseres] op gezag van gewijsde niet heeft behandeld. Dit betreft een belangrijk procesrechtelijk aspect, aangezien [eiseres] aanvoert dat er al een eerder vonnis was dat relevant was voor de huidige zaak. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen voor zover dit gericht was tegen het tussenvonnis, maar het eindvonnis van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan [verweerders] opgelegd, begroot op een totaal van € 2.959,07. Dit arrest benadrukt het belang van het gezag van gewijsde in juridische procedures en de noodzaak voor rechters om dit aspect in hun oordelen te betrekken.

Uitspraak

21 september 2007
Eerste Kamer
Nr. R06/004HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende op Curaçao,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder] en 22 anderen, genoemd in het verzoekschrift tot cassatie, allen erfgenamen van [betrokkene 1],
allen wonende op Curaçao,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J.A. Meijer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerders].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 23 oktober 2003 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zittingsplaats Curaçao, ingekomen verzoekschrift hebben [verweerders] zich gewend tot dat gerecht en verzocht, kort gezegd, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerders] te betalen een bedrag van NAF. 3.200,--, met rente en kosten.
[Eiseres] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een conclusie van antwoord in te dienen.
Het gerecht heeft bij vonnis van 29 maart 2004 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Na een tussenvonnis van het hof van 26 april 2005 heeft het hof bij eindvonnis van 11 oktober 2005 het vonnis van het gerecht bevestigd.
De vonnissen van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerders] hebben het verzoek bestreden.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van het eindvonnis van het hof van 11 oktober 2005.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 11 mei 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiseres] woont in een woning die staat op een stuk grond dat deel uitmaakt van het terrein van de voormalige plantage [A] op Curaçao.
(ii) [Verweerders] voeren al geruime tijd een juridische strijd met de erven [betrokkene 2] over de vraag aan wie van hen de eigendom van het terrein van deze voormalige plantage toekomt.
(iii) [Eiseres] heeft in 1990 voor het gebruik van de grond waarop haar woning is gebouwd een huurovereenkomst gesloten met [B] Properties N.V., een vennootschap van de erven [betrokkene 2]; daarnaast heeft zij in 2002 voor dezelfde grond een huurovereenkomst met [verweerders] gesloten.
(iv) In onderhavige procedure hebben [verweerders] als grondslag voor hun vordering aangevoerd dat [eiseres] huurpenningen verschuldigd is.
(v) Onder nummer AR 1132/2004 is voor het gerecht nog een andere procedure tussen partijen gevoerd, waarin het gerecht bij vonnis van 24 januari 2005 uitspraak heeft gedaan.
3.2 Het hof heeft in zijn tussenvonnis van 26 april 2005 overwogen dat het het hof ambtshalve bekend was dat partijen - in het kader van de hiervoor in 3.1 (v) genoemde procedure - in onderhandeling waren over een regeling, en dat de zaak daarom zou worden aangehouden voor een akte uitlating zijdens beide partijen.
3.3 Nadien heeft [eiseres] bij akte van 13 september 2005 erop gewezen dat in de andere procedure reeds op 24 januari 2005 vonnis was gewezen waardoor die zaak was geëindigd. Met betrekking tot de inhoud van dat vonnis betoogde [eiseres] dat het gerecht [verweerders] in hoofdlijnen in het ongelijk had gesteld, onder meer oordelende dat tussen partijen nooit een huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat [eiseres] op grond daarvan geen gebruiksvergoeding aan [verweerders] verschuldigd is en dat het gerecht onmiskenbaar had uitgemaakt dat [verweerders] geen bezitters zijn van Plantage [A] en derhalve niet in staat zijn percelen grond in huur te geven. [Eiseres] betoogde daarnaast dat de erven [verweerders] van dit vonnis niet in hoger beroep zijn gekomen zodat dit in kracht van gewijsde is gegaan en het voorgaande bij gewijsde is komen vast te staan zodat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven.
3.4 De middelen I en II slagen voorzover zij (in de onderdelen 4.2 en 5.3) erover klagen dat het hof in zijn eindvonnis heeft nagelaten het hiervoor in 3.3 bedoelde betoog van [eiseres] en haar beroep op gewijsde van het aldaar bedoelde vonnis in zijn beschouwingen te betrekken. Voorzover middel I erover klaagt dat het hof reeds in het tussenvonnis heeft nagelaten zich aan te sluiten bij hetgeen het gerecht in zijn vonnis van 24 januari 2005 heeft overwogen en beslist faalt het, reeds omdat [eiseres] eerst na 's hofs tussenvonnis een beroep op dat vonnis heeft gedaan. De overige klachten van de middelen I en II behoeven geen behandeling. Hetzelfde geldt voor middel III.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep voorzover dit is gericht tegen het tussenvonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 26 april 2005;
vernietigt het vonnis van dat hof van 11 oktober 2005;
verwijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerders] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 359,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de president W.J.M. Davids op 21 september 2007.