ECLI:NL:HR:2007:BA6238
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- W.J.M. Davids
- Rechtspraak.nl
Cassatie over dwaling bij veiling van onroerend goed
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een veilingkoper en een verkoper van onroerend goed, waarbij de veilingkoper in cassatie gaat tegen eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. De veilingkoper, aangeduid als [eiser], had in eerste instantie een vordering ingesteld tegen de verkoper, aangeduid als [verweerder], met betrekking tot de nakoming van een overeenkomst en de betaling van een contractuele boete. De rechtbank te Leeuwarden heeft in een tussenvonnis en een eindvonnis de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, maar de vordering in reconventie afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat op 22 februari 2006 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde en de eerdere vonnissen bevestigde.
Tegen deze beslissing heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door de president W.J.M. Davids op 21 september 2007.