ECLI:NL:HR:2007:BA6238

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/152HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over dwaling bij veiling van onroerend goed

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een veilingkoper en een verkoper van onroerend goed, waarbij de veilingkoper in cassatie gaat tegen eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. De veilingkoper, aangeduid als [eiser], had in eerste instantie een vordering ingesteld tegen de verkoper, aangeduid als [verweerder], met betrekking tot de nakoming van een overeenkomst en de betaling van een contractuele boete. De rechtbank te Leeuwarden heeft in een tussenvonnis en een eindvonnis de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, maar de vordering in reconventie afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat op 22 februari 2006 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde en de eerdere vonnissen bevestigde.

Tegen deze beslissing heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door de president W.J.M. Davids op 21 september 2007.

Uitspraak

21 september 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/152HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 13 juli 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd, kort gezegd,
1. [Eiser] te veroordelen tot nakoming van de verplichting tot afname van de kavel zoals bedoeld in de inleidende dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. [Eiser] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 10.000,-- ter zake van contractuele boete;
3. [Eiser] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag dat gelijk is aan de wettelijke rente over het bedrag van € 90.000,-- te berekenen over de periode vanaf 1 april 2004 tot de datum waarop het notariële transport van de kavel heeft plaatsgevonden, ter zake van schadevergoeding;
met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de overeenkomst van 23 augustus 2003 tussen partijen tot stand gekomen als gevolg van de door [eiser] uitgebrachte buitengerechtelijke verklaring is vernietigd, alsmede [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] schade te vergoeden, op te maken bij staat, met kosten.
De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 29 september 2004, bij eindvonnis van 19 januari 2005 in conventie de vorderingen grotendeels toegewezen en in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 22 februari 2006 heeft het hof [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis en het eindvonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerder] mede door mr. L. van den Eshof, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 14 juni 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de president W.J.M. Davids op 21 september 2007.