ECLI:NL:HR:2007:BA6235

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/101HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over eeuwigdurende huur en rechten van opvolgend eigenaar

In deze zaak gaat het om een huurgeschil waarbij de vraag centraal staat of een leaseovereenkomst, die onder het oude recht als verboden werd beschouwd, kan worden gekwalificeerd als 'eeuwigdurende huur'. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft de verweerster, gevestigd te [vestigingsplaats], bij exploot van 22 oktober 2001 gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. De eiser vorderde de verweerster te veroordelen de onroerende zaak aan de [a-straat 1-2] te [plaats] te ontruimen en te verlaten, met een termijn van vier weken na de uitspraak, of een andere termijn zoals de rechtbank zou bepalen. Daarnaast vorderde de eiser schadevergoeding.

De verweerster heeft de vordering bestreden en een voorwaardelijke vordering in reconventie ingesteld, maar deze vordering speelt in cassatie geen rol meer. De rechtbank heeft op 10 december 2003 de vordering in conventie afgewezen. Hierop heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 december 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiser beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 596,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, waarbij W.D.H. Asser de uitspraak in het openbaar heeft gedaan op 13 juli 2007.

Uitspraak

13 juli 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/101HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft [verweerster] bij exploot van 22 oktober 2001 gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, [verweerster] te veroordelen de onroerende zaak aan de [a-straat 1-2] te [plaats] te ontruimen en te verlaten, zulks op een termijn van vier weken na het tijdstip van de uitspraak, althans op een zodanige andere termijn als de rechtbank zal bepalen. [Eiser] heeft voorts schadevergoeding gevorderd.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden en een (voorwaardelijke) vordering in reconventie ingesteld. Deze vordering speelt in cassatie geen rol meer.
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 december 2003 de vordering in conventie afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 15 december 2005 heeft het hof in het principaal appel het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 596,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 13 juli 2007.