ECLI:NL:HR:2007:BA5902

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/032HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van pensioenfonds voor schade door onregelmatigheden bij onroerend goed-transacties

In deze zaak heeft de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) een schadevordering ingesteld tegen een werknemer van haar fondsbeheerder, [verweerder], wegens vermeende onregelmatigheden bij onroerend goed-transacties. PMT vorderde een bedrag van € 6.856.641,75, met rente, en stelde daarnaast een aantal nevenvorderingen in. De werknemer heeft de vorderingen bestreden en in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder de opheffing van conservatoire beslagen en een voorschot op schadevergoeding van € 50.000,--. De rechtbank Utrecht heeft op 21 januari 2004 in conventie de vorderingen van PMT afgewezen, maar in reconventie de vorderingen van de werknemer gedeeltelijk toegewezen, inclusief een voorschot van € 25.000,--. PMT heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 augustus 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd en de vorderingen van de werknemer verder afgewezen.

Tegen dit arrest heeft PMT cassatie ingesteld, waarop de werknemer incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die tot verwerping van beide cassatieberoepen strekte, gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde kwam, omdat het principale beroep faalde. De Hoge Raad heeft PMT in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 15 juni 2007 door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren.

Uitspraak

15 juni 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/032HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. D. Rijpma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als PMT en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
PMT heeft bij exploot van 29 mei 2002 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen aan haar een bedrag van € 6.856.641,75 te betalen, met rente. PMT heeft voorts een aantal nevenvorderingen ingesteld.
[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. alle door PMT ten laste van [verweerder] gelegde conservatoire (derden)beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen, onder verbeurte van een dwangsom;
b. voor recht te verklaren dat PMT aansprakelijk is voor alle schade, die [verweerder] heeft geleden en nog zal lijden, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat;
c. PMT te veroordelen aan [verweerder] een voorschot te voldoen van € 50.000,-- op de door PMT aan [verweerder] verschuldigde schadevergoeding, als voormeld, met rente.
PMT heeft de vorderingen in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 21 januari 2004 in conventie de vorderingen afgewezen, en in reconventie de vorderingen onder a. en b. toegewezen en PMT veroordeeld aan [verweerder] een voorschot te voldoen van € 25.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft PMT hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij zijn eis vermeerderd.
Bij arrest van 25 augustus 2005 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en het door [verweerder] in hoger beroep gevorderde voorschot op de schadevergoeding - boven het door de rechtbank toegewezen bedrag - afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft PMT beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. R.L. Bakels, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van zowel het principaal als het incidenteel cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt PMT in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 juni 2007.