ECLI:NL:HR:2007:BA5805
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid cassatieberoep wegens gebrek aan belang na verstrijken termijn ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 6 juli 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda om de minderjarige [dochter], geboren op [geboortedatum] 1999, onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De rechtbank heeft op 14 september 2005 de ondertoezichtstelling van [het kind] goedgekeurd, met een geldigheid tot 14 september 2006. De moeder van [het kind] heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 27 juli 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierna heeft de moeder cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof.
De vader heeft verzocht om het cassatieberoep van de moeder te verwerpen, terwijl de Raad en de Stichting geen verweerschrift hebben ingediend. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de moeder in haar cassatieberoep, omdat de ondertoezichtstelling op 14 september 2006 is geëindigd. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de moeder geen belang meer had bij haar cassatieberoep, aangezien de termijn van de ondertoezichtstelling was verstreken.
Op 28 september 2007 heeft de Hoge Raad de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep. Deze beslissing is genomen door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.