ECLI:NL:HR:2007:BA5639
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor bedrijfsmatige verhuur zonder vergunning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het bedrijfsmatig verschaffen van woon- en nachtverblijf zonder de vereiste gebruiksvergunning. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de verdediging waren ingediend. De verdediging stelde dat het Hof had verzuimd te reageren op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit standpunt niet als zodanig had hoeven opvatten. De Hoge Raad concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de verhuur slechts van juni tot en met december had plaatsgevonden, niet voldoende was om te concluderen dat er geen sprake was van bedrijfsmatige verhuur.
Daarnaast werd er een klacht ingediend over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad erkende dat de redelijke termijn was overschreden, maar oordeelde dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht voor de opgelegde straffen. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof bleef daarmee in stand, en de verdachte bleef veroordeeld tot een gevangenisstraf en geldboetes.