ECLI:NL:HR:2007:BA5019
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vrijwillige terugtred bij poging tot gewapende overval en de rol van de wil van de dader
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij een poging tot gewapende overval op een sigarenwinkel op 11 maart 2004. De verdachte en haar mededaders waren de winkel binnengegaan met de intentie om geld en goederen te stelen, waarbij zij een vuurwapen gebruikten om de eigenaresse te bedreigen. De eigenaresse toonde zich echter niet onder de indruk van de bedreiging, wat leidde tot de beslissing van de verdachte om de winkel te verlaten voordat de overval was voltooid.
Het Hof had eerder geoordeeld dat het beroep op vrijwillige terugtred van de verdachte moest worden verworpen. De verdediging stelde dat de verdachte vrijwillig had besloten de winkel te verlaten voordat de overval was voltooid, en verwees naar eerdere jurisprudentie waarin een beroep op vrijwillige terugtred werd gehonoreerd. De Hoge Raad oordeelde echter dat de beslissing van het Hof niet in strijd was met de wet, aangezien de reden voor het verlaten van de winkel niet afhankelijk was van de wil van de verdachte, maar van de omstandigheid dat de eigenaresse niet meewerkte aan de overval.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte de winkel verliet als gevolg van een omstandigheid die niet van haar wil afhankelijk was. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte was veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren.