ECLI:NL:HR:2007:BA4601

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/053HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank bij misgelopen prijzengeld door incassoblokkade

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser, een deelnemer aan de Lotto, en de Coöperatieve Rabobank Roermond E.O. U.A. De eiser heeft de bank gedagvaard wegens een tijdelijke incassoblokkade die heeft geleid tot het mislopen van prijzengeld. De eiser stelt dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door niet deugdelijk om te gaan met de rekening-courantovereenkomst, verbruikleen en opdracht. De eiser vordert een verklaring voor recht dat de bank aansprakelijk is en eist een schadevergoeding van € 11.500.000,--, inclusief rente en kosten.

De rechtbank Roermond heeft op 14 april 2004 de vordering van de eiser afgewezen. Hierop heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 4 oktober 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de eiser cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.

De Hoge Raad heeft op 1 juni 2007 het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.

Uitspraak

1 juni 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/053HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. Pherai,
t e g e n
COÖPERATIEVE RABOBANK ROERMOND E.O. U.A.,
gevestigd te Roermond,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 8 september 2003 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de rechtbank Roermond en gevorderd een verklaring voor recht dat de Bank aansprakelijk is wegens het niet of onvoldoende deugdelijk nakomen van de door haar met [eiser] gesloten overeenkomst tot het verstrekken van krediet in rekening-courant, van verbruikleen en van opdracht, althans dat de Bank ernstig en toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van deze overeenkomsten en dat de Bank door het niet naleven van de op haar rustende zorgplicht en het maken van een onjuiste belangenafweging onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Voorts heeft [eiser] gevorderd de Bank te veroordelen tot betaling van een bedrag in hoofdsom van € 11.500.000,--, met nevenvorderingen en met rente en kosten.
De Bank heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 14 april 2004 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 4 oktober 2005 heeft het hof, onder aanvulling van gronden, het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor de Bank door mrs. M.V. Polak en E.D. van Geuns, advocaten bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 juni 2007.