ECLI:NL:HR:2007:BA4296
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak Hof inzake aftrekbaarheid van vervoerskosten in verband met ziekte en invaliditeit
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 juli 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 22.187, welke na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot ƒ 22.027. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar handhaafde de verminderde aanslag.
Belanghebbende stelde in cassatie dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat een bedrag van ƒ 216 aan kosten van vertegenwoordiging niet kon worden aangemerkt als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit, zoals bedoeld in artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof had geoordeeld dat niet aannemelijk was gemaakt dat deze kosten van geneeskundige of heelkundige aard waren en dat vervoerskosten van een cliëntvertegenwoordiger niet in aftrek konden komen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een te beperkte opvatting heeft gehanteerd. Volgens de Hoge Raad behoren uitgaven voor vervoer die zijn gedaan in rechtstreeks verband met het verkrijgen van medische hulp, ook de uitgaven voor vervoer van een vertegenwoordiger, tot de uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof voor het jaar 1998 en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.