ECLI:NL:HR:2007:BA3631

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03192/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens gebrekkige betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2007 uitspraak gedaan over de nietigheid van de inleidende dagvaarding in een strafzaak. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor valsheid in geschrift, maar het Hof had de betekening van de dagvaarding als geldig beschouwd. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze beslissing niet begrijpelijk was. De dagvaarding was niet op het juiste adres uitgereikt, aangezien er een bericht van aankomst was achtergelaten op een ander adres dan waar de verdachte daadwerkelijk ingeschreven stond. De verdachte was ingeschreven op de derde verdieping van het adres, terwijl de dagvaarding op de tweede verdieping was aangeboden. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend, ondanks dat deze later als gewone brief naar het juiste adres was verzonden. Om doelmatigheidsredenen heeft de Hoge Raad de inleidende dagvaarding nietig verklaard. De overige middelen van cassatie behoefden geen bespreking meer, en de Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Rechtbank was vernietigd.

Uitspraak

26 juni 2007
Strafkamer
nr. 03192/06
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 juli 1997, nummer 23/003814-96, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 27 november 1995 - de verdachte ter zake van "valsheid in geschrift" veroordeeld tot elf weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak ten aanzien van de strafoplegging zal vernietigen, de straf zal matigen en het beroep voor het overige zal verwerpen.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de betekening van de inleidende dagvaarding ten onrechte geldig heeft geacht.
3.2. Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang:
(i) Een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter van 27 november 1995 - houdt in dat die dagvaarding op 8 november 1995, is aangeboden op het adres "[a-straat 1] [woonplaats]", maar aldaar niet is uitgereikt omdat "op het door mij ingevulde adres niemand werd aangetroffen". Ter plaatse is een bericht van aankomst achtergelaten, waarin is vermeld dat de brief binnen een in dat bericht gestelde termijn kan worden afgehaald op het daarin genoemde postkantoor of politiebureau. De akte houdt verder in dat de brief op 15 november 1995 is teruggezonden naar de afzender. De dagvaarding is op 21 november 1995 uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam en op diezelfde datum verzonden 'aan het aan de ommezijde vermelde adres van de geadresseerde, te weten [a-straat 2] te [woonplaats]'.
(ii) Een aan de genoemde akte van uitreiking gehechte uitdraai van persoonsgegevens, gedateerd 21 november 1995, houdt in dat de verdachte sedert 10 augustus 1993 stond ingeschreven op het adres [a-straat 2] te [woonplaats].
3.3. Het in de bestreden - bij verstek gewezen - uitspraak besloten liggende oordeel dat de verdachte in eerste aanleg behoorlijk is gedagvaard, is niet begrijpelijk nu de akte inhoudt dat de dagvaarding niet op het adres [a-straat 1], tweede verdieping, kon worden uitgereikt en kennelijk daar een bericht van aankomst is achtergelaten, terwijl de verdachte als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens was ingeschreven op de derde verdieping van genoemd adres. Daaraan kan niet afdoen dat blijkens de akte van uitreiking de dagvaarding later als gewone brief naar het juiste adres is verzonden.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de inleidende dagvaarding nietig verklaren.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank is vernietigd;
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 juni 2007.