ECLI:NL:HR:2007:BA3618
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Gebruik van vervalst reisdocument in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, in dit geval een vervalste Nederlandse identiteitskaart. De feiten van de zaak dateren van 9 mei 2005, toen de verdachte in een bank in Arnhem probeerde een rekening te openen met een identiteitskaart die niet op zijn naam stond. De bankmedewerkster herkende de vervalsing en meldde dit aan de politie. De verdachte werd aangehouden en verklaarde dat hij met de valse identiteitskaart handelde.
Het Hof had de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, waarbij het de uitleg van de term 'reisdocument' in artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht bevestigde. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het Hof correct was, namelijk dat ook een vals of vervalst reisdocument onder de definitie van 'niet op zijn naam gesteld reisdocument' valt. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen tot cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de reikwijdte van artikel 231 Sr en de mogelijkheid om ook vervalste documenten onder deze bepaling te scharen.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de strafrechtelijke behandeling van gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van vervalste reisdocumenten. De Hoge Raad benadrukt dat de wetgever met de wijziging van artikel 231 Sr heeft beoogd om alle frauduleuze handelingen met betrekking tot reisdocumenten te bestraffen, inclusief het gebruik van documenten die niet op de naam van de gebruiker zijn gesteld, mits deze documenten vals of vervalst zijn. Dit arrest biedt duidelijkheid over de toepassing van de wet in dergelijke gevallen en versterkt de handhaving van de wetgeving tegen identiteitsfraude.