ECLI:NL:HR:2007:BA3608

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01506/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor bedreiging en beschadiging van eigendom

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling en opzettelijke beschadiging van andermans eigendom. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J. Stronks. De bestreden uitspraak van het Hof heeft de verdachte een taakstraf opgelegd, bestaande uit een werkstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.

De Hoge Raad constateert dat de bestreden uitspraak, die bij verstek is gewezen, een discrepantie vertoont tussen de opgelegde hechtenis van tien dagen en de aantekening in het mondeling arrest waarin vijftig dagen hechtenis wordt vermeld. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de vermelding van de straf in de bestreden uitspraak overeenkomt met de door het Hof opgelegde straf, en concludeert dat de vervangende hechtenis inderdaad tien dagen bedraagt.

De beoordeling van het middel leidt niet tot cassatie, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad oordeelt dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak en verwerpt het beroep. Het arrest is uitgesproken op 26 juni 2007 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

26 juni 2007
Strafkamer
nr. 01506/06
AG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 maart 2006, nummer 23/004818-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 8 augustus 2005 - de verdachte ter zake van 1. "bedreiging met zware mishandeling" en 2. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen" veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van eenhonderd uren, subsidiair (de Hoge Raad leest:) vijftig dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De bestreden bij verstek gewezen uitspraak houdt - voor zover nu van belang - in dat het Hof subsidiair tien dagen hechtenis heeft opgelegd. Bij de stukken bevindt zich een "Aantekening mondeling arrest", dat een korte weergave bevat van de inhoud van de bestreden uitspraak, waarin evenwel is vermeld dat de duur van de vervangende hechtenis vijftig dagen beloopt. Aangenomen moet worden dat de vermelding van de straf in de bestreden uitspraak overeenkomt met de door het Hof aan de verdachte opgelegde straf, zodat de vervangende hechtenis tien dagen beloopt.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 26 juni 2007.