ECLI:NL:HR:2007:BA3536

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/073HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van voorlopige machtiging op grond van een niet door ter zitting aanwezige geneesheer-directeur ondertekende geneeskundige verklaring

In deze zaak gaat het om de verlening van een voorlopige machtiging tot opname van de verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Haarlem heeft op 8 januari 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank, waarbij een geneeskundige verklaring was overgelegd die was ondertekend door een psychiater die niet bij de behandeling betrokken was. De rechtbank heeft op 19 januari 2007 de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden, na het horen van de verzoekster, haar raadsvrouw, de behandelend psychiater, een arts en een verpleegkundige. De verzoekster heeft echter beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de geneeskundige verklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat deze niet was ondertekend door de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank had het verweer van de verzoekster, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, gepasseerd op de grond dat de aanwezige geneesheer-directeur de verklaring had bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelt echter dat dit onvoldoende is en dat de geneeskundige verklaring niet aan de eisen van de Wet Bopz voldeed.

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst de zaak terug naar de rechtbank Haarlem voor verdere behandeling. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele vereisten bij de verlening van voorlopige machtigingen in het kader van de Wet Bopz.

Uitspraak

1 juni 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/073HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te Westbeemster, verblijvende in het Waterlandziekenhuis te Purmerend,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Haarlem heeft op 8 januari 2007, onder overlegging van een door een niet bij de behandeling betrokken psychiater op 4 januari 2007 ondertekende geneeskundige verklaring alsmede een door de behandelend psychiater opgemaakte en ondertekend behandelingsplan, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging om verzoekster tot cassatie - verder te noemen: betrokkene - in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en verblijven.
Nadat de rechtbank betrokkene, die werd bijgestaan door haar raadsvrouw, de behandelend psychiater, een arts en een verpleegkundige op 19 januari 2007 had gehoord, heeft de rechtbank bij beschikking van diezelfde datum de verzochte (voorlopige) machtiging verleend voor de duur van zes maanden.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank Haarlem.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Bij het hiervoor onder 1 vermelde verzoekschrift tot het verlenen van een voorlopige machtiging om betrokkene te doen opnemen en verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis heeft de officier van justitie overgelegd een op 4 januari 2007 door de niet bij de behandeling betrokken psychiater [psychiater 1] opgemaakte en ondertekende geneeskundige verklaring, alsmede een door behandelend psychiater [psychiater 2] opgemaakt en ondertekend behandelingsplan.
Tijdens de mondelinge behandeling ter zitting van de rechtbank op 19 januari 2007 heeft [psychiater 2] volgens het proces-verbaal verklaard dat hij tevens waarnemend geneesheer-directeur is - naar de Hoge Raad begrijpt: van de psychiatrische afdeling van het Waterlandziekenhuis te Purmerend, waar betrokkene toen reeds vrijwillig verbleef - en dat hij in die functie het behandelingsplan heeft ondertekend, maar heeft verzuimd zijn handtekening onder de geneeskundige verklaring te zetten. Daarop betoogde de raadsvrouw van betrokkene, zakelijk weergegeven, dat als het verzoek niet op inhoudelijke gronden zou worden afgewezen, de officier van justitie daarin niet-ontvankelijk diende te worden verklaard omdat de geneeskundige verklaring niet voldoet aan de eisen nu deze niet door de geneesheer-directeur is ondertekend.
3.2 Uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter ter zitting dit niet-ontvankelijkheidsverweer van betrokkene heeft gepasseerd op de grond dat [psychiater 2]
"(...), ter zitting aanwezig, de geneeskundige verklaring heeft bekrachtigd door zijn handtekening op het behandelingsplan en zijn mondelinge toelichting. Nu de geneeskundige verklaring is opgemaakt door een psychiater die niet bij de behandeling is betrokken, is dit, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende."
In haar bestreden beschikking heeft de rechtbank met een standaardmotivering de verzochte machtiging verleend.
3.3 De rechtsklacht van onderdeel 2 tegen de beslissing van de rechtbank tot verlening van de voorlopige machtiging treft doel. De rechtbank heeft miskend dat het inleidende verzoek niet toewijsbaar was, nu de daarbij overgelegde geneeskundige verklaring niet voldeed aan de eis van art. 5 lid 1 slot Wet Bopz dat deze verklaring (mede) dient te zijn ondertekend door de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waar de betrokkene verblijft, ten blijke van zijn instemming met en aanvaarding van verantwoordelijkheid voor de inhoud daarvan. Onvoldoende is dat de (waarnemend) geneesheer-directeur een bijgevoegd behandelingsplan wel heeft ondertekend, tijdens de zitting aanwezig is en een mondelinge toelichting geeft.
3.4 Gegrondbevinding van onderdeel 2 brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat onderdeel 1 geen behandeling behoeft. Na verwijzing zal moeten worden onderzocht of het inleidende verzoek alsnog kan worden toegewezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Haarlem van 19 januari 2007;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 juni 2007.