ECLI:NL:HR:2007:BA3533
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens niet gebleken toestand van te hebben opgehouden te betalen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot faillietverklaring. De verzoekster, handelende onder de naam Dutch Crown Flowers, had de rechtbank 's-Gravenhage verzocht om de verzoeker in staat van faillissement te verklaren. Dit verzoek werd op 22 november 2006 door de rechtbank afgewezen. De verzoekster ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 8 januari 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigde en de verzoeker in staat van faillissement verklaarde. De verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van het hof heeft bevestigd en het beroep van de verzoeker heeft verworpen.
De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De zaak is van belang voor de toepassing van het faillissementsrecht, met name in situaties waarin niet is aangetoond dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen.