ECLI:NL:HR:2007:BA3307

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
40464
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsplicht van emigrant naar Curaçao onder de Algemene nabestaandenwet

In deze zaak gaat het om de vraag of een belanghebbende, die in 1992 vanuit Nederland naar Curaçao is geëmigreerd, na emigratie nog onder de premieheffing van de Nederlandse volksverzekeringen valt. De belanghebbende ontving in 1997 een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en was daardoor verzekerd onder de Nederlandse volksverzekeringen. De Inspecteur had een aanslag in de premie volksverzekeringen opgelegd, welke na bezwaar door de belanghebbende werd gehandhaafd. Hierop volgde beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verzekeringsplicht van de belanghebbende niet werd opgeheven door de bepalingen van artikel 13a, aanhef en letter b, van de Anw. Het Hof had terecht geoordeeld dat de bepalingen van de Anw niet van toepassing waren op de situatie van de belanghebbende, omdat het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden geen bepalingen bevat die de verhouding tussen de socialezekerheidswetgeving van Nederland en die van de Nederlandse Antillen regelen. De Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, en is op 20 april 2007 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 40.464
20 april 2007
ND
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Nederlandse Antillen) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 januari 2004, nr. 01/00606, betreffende na te melden aanslag in de premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de premie volksverzekeringen opgelegd naar een premie-inkomen van f 62.461 (€ 28.343,57). De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is op 1 augustus 1992 vanuit Nederland naar Curaçao geëmigreerd. Zij genoot in het onderhavige jaar een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (hierna: de Anw) en was uit dien hoofde op grond van artikel 8 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 verzekerd ingevolge de Nederlandse volksverzekeringen.
3.2. Voor het Hof was in geschil of de verzekeringsplicht van belanghebbende opzij werd gezet door bepalingen als vervat in artikel 13a, aanhef en letter b, van de Anw. Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord. Daartegen richt zich het middel.
3.3. Het middel wordt tevergeefs voorgesteld. Het Hof heeft terecht uit de ontstaansgeschiedenis van de vorenbedoelde bepalingen afgeleid dat deze zien op het geval dat door de werking van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een bepaalde staat heeft te gelden als de van toepassing zijnde wetgeving. Anders dan het middel betoogt, heeft het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden niet een dergelijke werking met betrekking tot het op belanghebbende van toepassing zijn van de socialezekerheidswetgeving van de Nederlandse Antillen. Het Statuut bevat immers geen bepaling welke ertoe strekt de onderlinge verhouding tussen de socialezekerheidswetgeving van Nederland en die van de Nederlandse Antillen te regelen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2007.