ECLI:NL:HR:2007:BA2799

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
596
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie tegen uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van X, gevestigd in Duitsland, tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 december 2005. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van X tegen een eerdere beslissing van de Rechtbank te Amsterdam van 4 februari 2004, waarin een verzoek om schadevergoeding aan de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen was afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat er geen wettelijke bepalingen zijn die een beroep in cassatie openstellen tegen uitspraken van de CRvB met betrekking tot de afwijzing van verzoeken om schadevergoeding die niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen worden aangemerkt.

De Hoge Raad wijst erop dat, volgens artikel 78 van de Wet op de rechterlijke organisatie, zij enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van administratieve rechters voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke bepalingen zijn voor de onderhavige zaak, wordt het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president D.G. van Vliet, met de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2007. Dit arrest benadrukt het belang van wettelijke grondslagen voor het instellen van cassatieberoepen en de beperkingen die daarbij gelden.

Uitspraak

Nr. 596
13 april 2007
whk
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, Duitsland, (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 december 2005, nr. 04/1149 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 4 februari 2004 betreffende de afwijzing van een door hem aan de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gedaan verzoek om schadevergoeding.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Ingevolge artikel 78 van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er zijn geen wettelijke bepalingen die beroep in cassatie openstellen tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake de toepasselijkheid van de Algemene wet bestuursrecht op een beslissing tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2007.