ECLI:NL:HR:2007:BA2570
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak inzake uitleveringsdetentie en toepassing van art. 27 Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld tot vier jaren en zes maanden gevangenisstraf en een geldboete van een miljoen euro, subsidiair een jaar hechtenis, wegens deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en medeplegen van valsheid in geschrift. De verdachte had op 20 januari 2004 in Virginia Beach, Verenigde Staten, een aanhouding ondergaan en verbleef tot 11 maart 2004 in uitleveringsdetentie op basis van een Nederlands verzoek om uitlevering. Het Hof had echter verzuimd om artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in acht te nemen, dat bepaalt dat de tijd die in detentie in het buitenland is doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde straf.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd en heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, omdat de middelen van cassatie niet tot vernietiging konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de correcte toepassing van artikel 27 Sr in gevallen van uitleveringsdetentie en bevestigt dat de rechter verplicht is om deze tijd in mindering te brengen bij de uitvoering van de straf.
De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om de rechten van verdachten in het kader van uitlevering en detentie te waarborgen. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke richtlijn gegeven voor toekomstige zaken waarin vergelijkbare omstandigheden zich voordoen.