ECLI:NL:HR:2007:BA2167
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep en terugwijzing in strafzaak tegen verdachte wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.J. Hubers, advocaat te Dordrecht. De zaak heeft een complexe procesgang gekend, waarbij de rechtbank de Officier van Justitie (OvJ) niet-ontvankelijk verklaarde, maar het hof deze uitspraak vernietigde en de zaak terugwees naar de rechtbank. Na een nieuwe uitspraak van de rechtbank, deed het hof in appel een einduitspraak. De verdachte klaagt in cassatie over de verwerping door het hof van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen slagen, omdat de overwegingen van het hof over de ontvankelijkheid van de OvJ irrelevant zijn voor het oordeel in deze zaak. De Hoge Raad concludeert dat het hof het verweer op basis van de aanvankelijke gang van zaken terecht heeft verworpen. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep, omdat geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.