b. het (voorwaardelijk) opzet:
"Het hof is van oordeel dat niet bewezen is dat de opzet van verdachte (in de zin van: de bedoeling) is geweest dat [slachtoffer] op 20 september 2004 zou overlijden. De vraag die vervolgens beantwoord dient worden is of verdachte gehandeld heeft met voorwaardelijk opzet, dat wil zeggen of zij willens en wetens de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van het washandje in haar mond gecombineerd met het omwikkelen met verband, zou overlijden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
- ter terechtzitting bij de rechtbank heeft de verdachte verklaard:
"[Slachtoffer] pakte ook wel eens uit zichzelf een washandje en propte het dan in haar mond. Ik schrok daarvan, want dan ging ze kokhalzen... De laatste dag heb ik iets om haar mond en hoofd heen gedaan en vastgezet, zodat ze het washandje er niet uit kon trekken. Ik had [medeverdachte 1] dat ook wel eens zien doen. Hij deed dat met een zwachtel of verband... Ik herinner mij één keer. Ik heb het washandje toen als een bezetene uit de mond van [slachtoffer] gehaald, want haar ogen draaiden. Ik was bang voor het leven van [slachtoffer]".
- bij de politie heeft de verdachte verklaard dat zij ook op 20 september 2004 een washandje in de mond van [slachtoffer] heeft gedaan; zij verklaarde:
"Ik zag dat haar ogen wegdraaiden. Ik was radeloos en probeerde het washandje eruit te krijgen." (zie p. 119).
"Ik zei tegen [slachtoffer] je doet je mond maar open anders krijg je een koude douche. Toen deed ze haar mond open en toen heb ik het washandje erin gedaan... [Slachtoffer] kokhalsde toen ze het washandje verder in haar mond deed... Haar ogen draaiden weg alsof ze zat te stikken... Ik schrok van haar kokhalsneigingen... Ik heb toen geprobeerd het washandje eruit te halen." (zie p. 125).
"Ik pakte haar bij haar arm en ik deed haar op bed. Ik deed het in haar mond. Ik heb haar toen onder het bed gedaan... Ik weet dat ik het in een razernij heb gedaan". (zie p. 161).
"Het omwikkelde verband liep over haar mond heen... Het zat in eerste instantie bij haar neus. Ik heb dat verband toen zo naar beneden gedaan. Ik zag nog een snottebel bij [slachtoffer]... U vraagt of [slachtoffer] door haar verkoudheid dan wel adem kon halen. Ja, want ze blies bellen met haar neus... U vraagt waar het verband vandaan kwam... Dit ligt altijd op het voeteneinde van [slachtoffer] haar bed."(zie p. 162).
- ten aanzien van de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] heeft de verdachte bij de politie verklaard:
"U vraagt of ik nooit nagedacht heb over waardoor ze dood is gegaan. Ik kan maar drie dingen bedenken. Dat ze dood gegaan is door het bonken, dat er iets in haar hoofd gescheurd is, dat haar nek is gebroken of dat ze gestikt is... U vraagt me waarom ze gestikt zou kunnen zijn. Ik heb dat ook wel eens... Ik heb dan iets in mijn keel". (zie pp. 105 en 106).
"U zegt dat er sectie is gedaan op [slachtoffer] haar lichaam. U zegt dat [slachtoffer] niet overleden is aan het gevolg van vallen maar aan zuurstofgebrek. Dat was een van de dingen waar ik bang voor was". (zie p. 125)
- ten aanzien van de toestand waarin de verdachte [slachtoffer] op 20 september 2004 achterliet heeft zij bij de politie als volgt verklaard:
"Toen kwamen wij in gevecht waarbij [slachtoffer] uitgleed... Ik zag dat [slachtoffer] met haar hoofd tegen de badrand kwam... Ze kwam met haar hoofd tegen de douche... Ik zag dat haar ogen wegdraaiden... Ze knalde tegen de muur en op de grond... Ze was wel tig keer gevallen... Ik zag dat [slachtoffer] raar en eng, kreukelachtig lag... Ze zag er helemaal beurs uit...
[Slachtoffer] zei heel veel keer AU... Ik was opgelucht dat ze nog wat zei... [Slachtoffer] gleed uit... [Slachtoffer] valt op de grond en tegen het ijzeren krukje. Ik hoorde een knal... Iets in mij zei dat het niet goed was... Aan de ene kant was ik blij dat het nog goed was gegaan, ik dacht dat ze dood ging. Ik was boos... Ik moest uitrazen... [Slachtoffer] en ik kregen ruzie... Ik heb haar toen een klap in haar gezicht gegeven. Ik was schaamteloos bezig met haar. Ik heb haar één keer ruw geslagen op haar linkerwang... Ik schrok weer dat ze toen viel... Ik had mijn kind nog nooit zo hard geslagen... Haar nekje ging dwars toen ze onder het bed zat... Ik dacht zoek het maar uit... Ik ben toen naar de woonkamer gegaan". (zie pp. 117 t/m 121).
en ter terechtzitting in eerste aanleg:
"Ik herinner me dat ik aan de rechercheur heb voorgedaan hoe ik [slachtoffer] onder het bed zou hebben geduwd. Ik had een verband om haar mond gewikkeld, nadat ik een washandje in haar mond had gestopt. Ik heb haar alleen op de slaapkamer achtergelaten en de deur achter me dicht gedaan".
- voor wat betreft de algehele conditie waarin [slachtoffer] verkeerde op 20 september 2004 heeft de verdachte het volgende verklaard:
"Dat [slachtoffer] onwijs verkouden was en schrale lipjes had". (zie pp. 111).
"Ik heb me echt wel zorgen gemaakt dat [slachtoffer] zo mager was." (zie pp. 139).
"[Slachtoffer] at al twee weken voor haar dood heel weinig. Ik maakte me daarover zorgen." (verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg).
Gelet op het bovenstaande overweegt het hof als volgt:
Naar het oordeel van het hof is naar algemene ervaringsregels de kans dat een kind om het leven komt wanneer het een washandje in de mond geduwd krijgt, dat vervolgens wordt vastgezet door het hoofd van dat kind ter plaatse van de mond met verband te omwikkelen, aanmerkelijk te achten, zeker wanneer dat kind in slechte lichamelijke conditie verkeert en erg verkouden is.
De deskundige Bilo heeft zowel in zijn boven vermelde rapport als ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het gecombineerde gebruik van een washandje en een knevel ook voor een gezond kind een levensbedreigende handeling is. Maar voorts geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het steken van voorwerpen in de mond of keel van kinderen levensgevaarlijke situaties kan veroorzaken.
Ook de verdachte wist dat het in de mond stoppen van een washandje levensbedreigend kon zijn. Zij heeft gezien dat [slachtoffer] een keer moest kokhalzen toen zij een washandje in haar mond had en dat zij een andere keer toen daarbij ook een zwachtel was aangebracht met haar ogen draaide, waarbij de verdachte vreesde voor het leven van [slachtoffer]. Desniettegenstaande heeft de verdachte op 20 september 2004, ook nadat zij nog eerder op die dag opnieuw gezien had dat [slachtoffer] door het washandje in haar mond kokhalsde en haar ogen wegdraaiden alsof zij stikte, het hoofd van [slachtoffer] met een verband omwikkeld terwijl zij een washandje in haar mond had.
Daarbij komt dat de verdachte zich bewust was van de slechte lichamelijke conditie van [slachtoffer] op 20 september 2004 en haar kind op die dag meermalen ernstig heeft mishandeld en tenslotte in hulpeloze toestand heeft achtergelaten, terwijl het kind in een zeer kleine ruimte onder haar bed lag.
Het bovenstaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge van haar handelen zou komen te overlijden."