ECLI:NL:HR:2007:BA2015

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/093HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheidingsgeschil over alimentatieverplichting bij kinderloos huwelijk

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de alimentatieverplichting van de man, voortvloeiend uit een echtscheidingsconvenant. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in cassatie beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die de alimentatieverplichting van de man per 7 maart 2005 als geëindigd heeft verklaard. De man had eerder verzocht om wijziging van de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de alimentatieverplichting was vastgesteld op € 300,-- per maand. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, maar het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatieverplichting beëindigd.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de cassatiemiddelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De beslissing van het hof wordt daarmee bevestigd. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 4 mei 2007, waarbij de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en F.B. Bakels betrokken waren, en de uitspraak werd openbaar gemaakt door raadsheer E.J. Numann.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van alimentatieverplichtingen in gevallen van kinderloze huwelijken, en bevestigt dat de alimentatieverplichting kan eindigen op basis van de specifieke omstandigheden van het huwelijk en de afspraken in het echtscheidingsconvenant.

Uitspraak

4 mei 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/093HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 11 januari 2005 ter griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en, voorzover in cassatie van belang, verzocht de beschikking van deze rechtbank van 24 mei 2002 te wijzigen en te bepalen dat de verplichting van de man om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw per 1 juli 2003 althans per 7 maart 2005 is geëindigd.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 september 2005 de door de man te betalen partneralimentatie met ingang van 1 februari 2005 bepaald op € 300,-- per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 27 april 2006 heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en, kort gezegd, vastgesteld dat de verplichting tot levensonderhoud van de vrouw van rechtswege is geëindigd op 7 maart 2005.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft bij verweerschrift verzocht de cassatiemiddelen van de vrouw ongegrond te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 mei 2007.