ECLI:NL:HR:2007:BA2011

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/010HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak; geschil over beëindiging van huurovereenkomst bedrijfsruimte

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [eiser], handelende onder de naam [A], en [verweerder] c.s. over de beëindiging van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De huurovereenkomst werd op 22 juni 1998 gesloten, maar [eiser] heeft op 2 februari 2000 de verwerende partijen gedagvaard om de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te eisen. De verwerende partijen hebben hierop gereageerd door ook [eiser] te dagvaarden voor de kantonrechter te Bergen op Zoom, met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

De kantonrechter heeft op 8 november 2000 beide zaken gevoegd en op 22 november 2000 de huurovereenkomst ontbonden, waarbij de vordering tot ontruiming werd toegewezen. In de daaropvolgende vonnissen heeft de kantonrechter [verweerder] c.s. veroordeeld tot schadevergoeding wegens het niet in goede staat ter beschikking stellen van het gehuurde, terwijl [eiser] ook werd veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en boetes.

Na hoger beroep bij de rechtbank te Breda, heeft de rechtbank op 11 februari 2004 in het principale beroep [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen enkele vonnissen van de kantonrechter. De rechtbank heeft echter de vonnissen van 22 november 2000 en andere vonnissen voor het overige vernietigd en [verweerder] c.s. veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de huur aan [eiser]. Tegen deze vonnissen heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 1 juni 2007 het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van [eiser] zijn gekomen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder nadere motivering.

Uitspraak

1 juni 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/010HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 2 februari 2000 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - op verkorte termijn gedagvaard voor de kantonrechter te Bergen op Zoom en, kort gezegd, gevorderd de tussen partijen op 22 juni 1998 gesloten huurovereenkomst te ontbinden of ontbonden te verklaren en [verweerder] c.s. te veroordelen tot schadevergoeding.
[Verweerder] c.s. hebben bij exploot van 29 juni 2000 [eiser] op verkorte termijn gedagvaard voor de Kantonrechter te Bergen op Zoom en eveneens de ontbinding van voornoemde huurovereenkomst gevorderd. Voorts hebben [verweerder] c.s. de ontruiming van het gehuurde en betaling van nog onbetaald gebleven huurtermijnen, boetes en schadevergoeding gevorderd.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 8 november 2000 beide zaken gevoegd.
Bij tussenvonnis van 22 november 2000 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en de vordering tot ontruiming toegewezen. Na tussenvonnissen van 20 december 2000, 21 maart 2001 en verder processueel debat, heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 28 november 2001, kort gezegd, [verweerder] c.s. veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens het niet in goede staat ter beschikking stellen en onvoldoende onderhoud van het gehuurde. De kantonrechter heeft voorts [eiser] veroordeeld tot betaling van achterstallige huur vermeerderd met de in de huurovereenkomst gestelde boete en schadevergoeding wegens ontijdige beëindiging van de huur.
Tegen de vonnissen van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Breda. [verweerder] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na een tussenvonnis van 24 december 2002 en getuigenverhoren, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 11 februari 2004 in het principale beroep:
- [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen het vonnis van 20 december 2000;
- [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen het vonnis van 22 november 2000 voorzover daarin de huurovereenkomst tussen partijen is ontbonden;
- [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen het vonnis van 22 november 2000 voorzover daarin de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde is ontbonden en de huurder is veroordeeld tot ontruiming binnen 1 maand na betekening van het vonnis.
In het principale en incidentele beroep heeft de rechtbank de vonnissen van 22 november 2000 alsmede de vonnissen van 21 maart 2001 en 28 november 2001 voor het overige vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende,
in het principale beroep:
- [verweerder] c.s. veroordeeld aan [eiser] 40% van de door hem sedert 14 augustus 1998 tot aan 23 mei 2000 betaalde huur terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [verweerder] c.s. veroordeeld aan [eiser] alle schade te vergoeden die hij als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [verweerder] c.s. heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden, op te maken bij staat.
In het incidentele beroep heeft de rechtbank [eiser] veroordeeld aan [verweerder] c.s. te betalen:
- € 3.217,95 te vermeerderen met de wettelijke rente;
- een bedrag van € 1.609,--; en
- de huurpenningen over de periode 1 juli 2000 tot 22 november 2000, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vonnissen van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 14 april 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 359,34 aan verschottten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 juni 2007.