ECLI:NL:HR:2007:BA1765

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03283/05 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verkrachting en diefstal met geweld op Sint Maarten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren op Sint Maarten, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren voor medeplegen van verkrachting en diefstal met geweld. De zaak betreft een ernstig strafbaar feit dat plaatsvond op 22 juni 2004, waarbij de verdachte samen met mededaders een echtpaar heeft overvallen en het slachtoffer heeft verkracht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd of de verdachte daadwerkelijk gemeenschap met het slachtoffer had gehad, en dat de bewezenverklaring van het medeplegen van verkrachting ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen over de verkrachting en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat van invloed kan zijn op de strafoplegging bij de herbeoordeling. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen voor de motivering van bewezenverklaring in zaken van medeplegen van ernstige misdrijven verduidelijkt.

Uitspraak

5 juni 2007
Strafkamer
nr. 03283/05
AGJ/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 5 juli 2005, nummer H-113/2005, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op Sint Maarten op [geboortedatum] 1973, wonende op Sint Maarten.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 2 maart 2005 - voor zover aan hoger beroep onderworpen - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 3 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken" en 2. "medeplegen van verkrachting" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis voor zover het betreft de beslissingen over feit 2 en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof teneinde in zoverre opnieuw op deze punten te beslissen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring van feit 2 in het bijzonder ten aanzien van "het medeplegen" niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 22 juni 2004, op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld en bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], namelijk uit het
- met de penis binnendringen van de vagina van [slachtoffer] en
- brengen en houden van de penis in de vagina van [slachtoffer] en
- heen en weer bewegen van de penis in de vagina van [slachtoffer], waarbij het geweld en de bedreiging met geweld hierin hebben bestaan dat hij, verdachte en/of een of meer van de mededaders,
- [slachtoffer] heeft/hebben bedreigd met een vuurwapen en
- de handen van [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden met (zogenaamd) duct-tape."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2005, voor zover inhoudende:
"Ik heb de tenlastegelegde beroving gepleegd. (...)
Toen we de woning binnen waren gegaan kwam de man uit de slaapkamer waarop [medeverdachte 1] de man direct vastpakte. De vrouw was toen nog in de slaapkamer. Toen we tape hadden gevonden hebben we de man vastgetaped. We zijn met zijn allen de slaapkamer in gegaan en toen hebben we ook de vrouw vastgetaped. De man van St. Lucia heeft daarna de vrouw naar een andere slaapkamer gebracht. Ik heb de man vastgetaped en de man van St. Lucia heeft de vrouw vastgetaped. Ik heb de auto meegenomen."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op 22 juni 2004, omstreeks 1.15 uur, werd ik wakker gemaakt door mijn echtgenote [slachtoffer]. Ik was op dat moment in bed in mijn slaapkamer. [Slachtoffer] zei dat ze geluid in het huis had gehoord en toen zij de deur had geopend, nam zij de schaduw waar van een persoon. Ik besloot op te staan. Ik liep naar de deur en opende deze. Ik keek in de hal en werd geconfronteerd met de loop van een pistool. Ik zag een gestalte. Ik kon zien dat zich achter hem nog andere bevonden. De man met het pistool duwde mij naar achteren. [Slachtoffer] en ik werden op het bed gezet en van ons beiden werden onze handen achter de rug met duct-tape vastgebonden. Hierna werden onze monden door de inbrekers met tape dichtgeplakt. Zij bleven naar geld vragen. De laatste keer werd ik telkens geslagen toen ik naar de inbrekers keek. Wij bleven ongeveer dertig tot veertig minuten samen op het bed. [Slachtoffer] werd daarna door een van de inbrekers opgetild en buiten de slaapkamer gebracht. Ik heb drie inbrekers in de slaapkamer gezien."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Mijn echtgenoot stond op en maakte de deur open. Zodra hij dit deed werd de deur door een onbekende man opengesmeten en mijn echtgenoot werd door hem naar binnen op bed geduwd. Ik zag dat deze man een vuurwapen in zijn hand had. Ik probeerde de deur weer dicht te duwen maar een tweede man hield mij tegen en duwde mij ook op het bed. Daarna zag ik een derde man in de slaapkamer stappen. Toen ik op het bed op mijn buik lag werden mijn handen door hem met plakband achter mijn rug vastgebonden. Daarna mijn voeten en ook mijn mond. De man hield het vuurwapen even in mijn gezicht gericht. Terwijl mijn man en ik op het bed lagen vroegen ze steeds om geld. Omdat ik trachtte het plakband van mijn mond te krijgen droeg de man met het ronde gezicht mij naar de woonkamer en legde mij op de grond. Toen brachten voornoemde man en de man met het lichtblauwe shirt met witte strepen mij naar de slaapkamer van mijn dochter. Ze legden mij op mijn rug op het bed. Zij maakten mijn benen los en verkrachtten mij. Ik verzette mij hevig door mijn lichaam heen en weer te bewegen. Ik schopte ook met mijn benen. Ik raakte de man met het ronde gezicht en hij maakte een dreigende beweging met zijn vuist naar mij. Ik werd heel bang, want vorige maand toen ik beroofd werd, ben ik verschrikkelijk mishandeld. Dus ik hield mij maar koest en deed alsof ik niet wist wat er gaande was, terwijl ik door de mannen verkracht werd. De man met het lichtblauwe hemd met witte strepen ging als eerste. Daarna de man met het ronde gezicht."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
"Ik kreeg op een avond een telefoontje van [verdachte]. Hij vertelde mij dat hij die avond een rekening van $250 moest betalen en dat hij geen geld had. [Verdachte] zei tegen mij dat hij een 'move' had, waarbij we geld konden krijgen. Ik zei tegen hem dat ik ook geld nodig had. [Verdachte] zei tegen mij dat de personen die bestolen zouden worden eigenaar waren van een Rolex-zaak. [Verdachte] vertelde verder dat die mensen alleen woonden. [Verdachte] belde [medeverdachte 2] op omdat die een auto heeft. Later op de avond kwam [medeverdachte 2] voor ons in zijn auto. [Medeverdachte 3], [verdachte] en ik stapten in en reden richting Pelican. [Verdachte] en [medeverdachte 3] stapten ergens in Pelican uit. [Medeverdachte 2] en ik reden toen terug en parkeerden bij Burger King in Cole Bay. Wij bleven daar uitkijken naar politie en wachten af of [verdachte] en [medeverdachte 3] onze hulp nodig had-den. Wij bleven daar een tijdje zitten en [verdachte] belde verschillende keren. We hadden telefonisch contact met elkaar. Op een gegeven moment werd ik door [verdachte] opgebeld. Hij zei tegen mij dat hij me nodig had. We reden toen terug naar Pelican. Aldaar aangekomen sprong ik over dezelfde muur waarover ik [verdachte] had zien springen en zocht naar [verdachte] en [medeverdachte 3] tussen de struikgewassen. [Verdachte] zei tegen mij dat ik hem moest helpen om het huis binnen te gaan. [Verdachte] zei tegen [medeverdachte 3] en mij dat wij in de tuin achter het huis zouden wachten totdat de mensen in het huis gingen slapen. Ik zag dat de lichten in het huis aan waren en ik zag mensen TV kijken. Later in de avonduren gingen de mensen slapen en de lichten waren uit. Een tijdje later zei [verdachte] tegen mij dat we naar binnen moesten. Ik heb samen met [verdachte] het traliewerk van het achterraam naast de achterdeur met een betonschaar doorgeknipt. Wij klommen allemaal naar binnen. Op een gegeven moment hoorden we een slaapkamerdeur opengaan. [Verdachte] sprong op en richtte een vuurwapen op de man. (...)
[Medeverdachte 3] kwam bij mij en zei: "I want some pussy tonight." Minuten later zag ik [medeverdachte 3] voorbij lopen. [Medeverdachte 3] tilde de vrouw op en bracht haar naar de logeerkamer. Ik moest van [verdachte] het slot van de poort zoeken om deze te openen en om de Nativa Jeep buiten te zetten; hij had besloten dat wij met de Jeep zouden gaan.(...)
Ik vroeg [medeverdachte 3] naar [verdachte] en hij antwoordde dat die misschien bezig was de vrouw te neuken. Ik liep de kamer binnen en zag de vrouw daar, haar japon half opgetrokken, haar handen nog gebonden achter haar rug. [verdachte] was bezig de kamer te doorzoeken. Ik vroeg toen aan [verdachte] of hij de vrouw geneukt had en hij antwoordde van nee. Hij zei tegen me: "No, he did it." Hij bedoelde [medeverdachte 3]. Ik heb een DVD speler weggenomen. [Verdachte] had een jack uit de klerenkast weggenomen. Wij verlieten het huis en lieten het echtpaar gebonden achter. (...)
In de auto van [medeverdachte 2] heeft [verdachte] het geld uitgedeeld."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3]:
"Bij de woning werd het traliewerk doorgeknipt door [verdachte]. Hierna klommen wij door een raam de woning binnen. Eenmaal binnen begonnen we de woning te doorzoeken voor geld. [Verdachte] had een vuurwapen. (...)
[Verdachte] had ons verteld dat er veel geld in de woning zou zijn. Hij en [medeverdachte 1] vonden een hoeveelheid geld. Later gaf [verdachte] met 200 dollar.
Ik besloot om de vrouw naar de andere kamer te nemen. Ik duwde haar op bed. Het gelukte me om haar benen open te krijgen en mijn penis in haar vagina te steken. Ik heb de vrouw verkracht. Kort hierna vertrokken we uit de woning. We vertrokken in een rode jeep die in de tuin stond. [medeverdachte 1] had een DVD speler vanuit de woning weggenomen."
3.4. Het Hof heeft voorts overwogen:
"Met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 2, het medeplegen van verkrachting, overweegt het Hof nog als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn twee mededaders het slachtoffer [slachtoffer] onder bedreiging met een pistool hebben vastgebonden, zodat zij zich niet kon verweren, en haar mond hebben dichtgeplakt. zodat zij geen geluid kon maken. Haar echtgenoot is op dezelfde wijze vastgebonden en ook zijn mond is dichtgeplakt. Vervolgens is [slachtoffer], zo volgt uit de bewijsmiddelen, door twee van de daders naar een andere slaapkamer gebracht, alwaar zij is verkracht. Uit de bewijsmiddelen volgt dat twee van de drie daders gemeenschap met [slachtoffer] hebben gehad, waaronder in ieder geval de mededader [medeverdachte 3]. Of de tweede persoon die gemeenschap met [slachtoffer] had, verdachte was of [medeverdachte 1], kan uit de bewijsmiddelen niet vast komen te staan. Wel volgt uit de bewijsmiddelen dat voor zowel verdachte als [medeverdachte 1] in ieder geval duidelijk was dat het slachtoffer werd verkracht. Het Hof is van oordeel dat op grond van het hiervoor overwogene alle drie de daders als medeplegers van de verkrachting dienen te worden aangemerkt. Voor degene die niet daadwerkelijk gemeenschap met het slachtoffer had, geldt dat deze door in bewuste samenwerking met de anderen het slachtoffer en haar man weerloos te maken en zich vervolgens niet te distantiëren van de verkrachting, waarvan hij moest weten dat deze plaatsvond, niettemin als medepleger moet worden beschouwd."
3.5. Blijkens die overweging heeft het Hof niet kunnen vaststellen of het ook de verdachte was die gemeenschap met [slachtoffer] heeft gehad. Het Hof heeft evenwel geoordeeld dat ook voor de verdachte "in ieder geval duidelijk was dat het slachtoffer werd verkracht". Zonder nadere motivering is evenwel niet begrijpelijk op grond waarvan het Hof tot die gevolgtrekking is gekomen. Nu ook overigens uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat sprake was van een voor een bewezenverklaring als de onderhavige vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, is de bewezenverklaring in dit opzicht ontoereikend gemotiveerd.
3.6. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft op 8 juli 2005 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. De rechter naar wie de zaak zal worden verwezen zal in geval van strafoplegging die overschrijding daarbij dienen te betrekken.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 juni 2007.