ECLI:NL:HR:2007:BA1736

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02267/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de kwalificatie van openlijk geweld plegen in vereniging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk geweld plegen tegen een persoon, waarbij de tenlastelegging onder andere de term 'in vereniging' bevatte. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de tenlastelegging onjuist had geïnterpreteerd door de term 'in vereniging' niet expliciet te vermelden, terwijl deze wel degelijk impliciet aanwezig was in de formulering 'met een ander of anderen'. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad kwalificeerde het bewezenverklaarde als 'openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen', in plaats van de eerdere kwalificatie van 'openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen'. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte interpretatie van de tenlastelegging en de noodzaak om juridische termen nauwkeurig te hanteren in strafzaken.

Uitspraak

29 mei 2007
Strafkamer
nr. 02267/06
EC/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 14 april 2006, nummer 24/002023-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Nieuw Vosseveld" te Vught.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 20 oktober 2005 - de verdachte ter zake van 1 primair "diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een tegen hem wegens diefstal met geweld uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan", 2 primair "medeplegen van poging tot doodslag", 3 meer subsidiair "openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen" en 4. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot zestien jaren gevangenisstraf met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verbeterde lezing van de kwalificatie van het onder 3 meer subsidiaire als "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen" en van de bewezenverklaring van feit 4, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte de inleidende dagvaarding niet nietig heeft verklaard met betrekking tot het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde feit dan wel de kwalificatie van het bewezene ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2.1. Aan de verdachte is onder 3 meer subsidiair tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Drachten, gemeente Smallingerland, met een ander of anderen op of aan de openbare weg (De Houtzaagmolen), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met gebalde handen) op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan en/of het meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen".
3.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 30 januari 2005 te Drachten, gemeente Smallingerland, met een ander op of aan de openbare weg (De Houtzaagmolen) openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] welk geweld bestond uit het meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen."
3.3. De tenlastelegging is toegesneden op het eerste lid van art. 141 Sr. Die bepaling luidt:
"Zij die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden of geldboete van de vierde categorie."
3.4. Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat de enkele omstandigheid dat in de tenlastelegging is vermeld dat de verdachte het feit heeft begaan "met een ander of anderen" doch niet dat hij het feit "in vereniging" heeft begaan, leidt tot nietigheid van de dagvaarding. Die opvatting is onjuist. Voor zover het middel betoogt dat het Hof de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde nietig had dienen te verklaren, is het dus ongegrond.
3.5. Klaarblijkelijk heeft het Hof de tenlastelegging aldus verstaan dat de in art. 141, eerste lid, Sr voorkomende term "in vereniging" daarin is omschreven met de woorden "met een ander of anderen". Uitgaande van die uitleg heeft het Hof terecht geoordeeld dat het bewezenverklaarde het misdrijf van art. 141, eerste lid, Sr oplevert. Ten onrechte heeft het Hof het bewezene echter gekwalificeerd als "openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen" in plaats van op de voet van de hier toepasselijke wettekst als "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen". Voor zover het middel daarover klaagt is het gegrond.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde;
kwalificeert het onder 3 bewezenverklaarde als "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen";
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 29 mei 2007.