ECLI:NL:HR:2007:BA1732

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42858
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. M. W. de Vries
  • J. M. van der Meer
  • P. J. H. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders voor niet-betaalde belastingverplichtingen en meldingsplicht bij ziekte

In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de aansprakelijkheid van een bestuurder van drie vennootschappen voor de niet-betaalde omzetbelasting en loonbelasting/premie volksverzekeringen. De centrale vraag was of de zieke bestuurder verweten kon worden dat de vennootschappen niet aan hun meldingsplicht voldeden. De Hoge Raad oordeelde dat de beoordeling van de verwijtbaarheid van de bestuurder altijd afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval. Dit houdt in dat gekeken moet worden naar de vraag of de bestuurder, ondanks zijn ziekte, in staat was om de betalingsonmacht tijdig te melden.

De Hoge Raad benadrukte dat in gevallen van onvoorziene omstandigheden, zoals een plotselinge ziekte, de bestuurder doorgaans niets te verwijten valt. Echter, als de bestuurder zich bewust is van zijn psychische of fysieke gesteldheid en verwacht dat hij niet in staat is om aan de meldingsplicht te voldoen, dan moet hij passende maatregelen treffen. Het niet treffen van deze maatregelen kan leiden tot verwijtbare nalatigheid.

In deze specifieke zaak was het Hof van oordeel dat de bestuurder zich vóór de uiterste meldingsdatum had moeten realiseren dat hij niet meer in staat was om de vennootschappen te besturen. De Hoge Raad vond dit oordeel onvoldoende gemotiveerd, vooral omdat onduidelijk was of het Hof had beoordeeld of de bestuurder redelijkerwijs kon aannemen dat hij in staat was om tijdig te melden. Bovendien had de bestuurder aangevoerd dat hij niet de 'common sense' had om een zaakwaarnemer aan te stellen, omdat hij niet besefte dat hij niet functioneerde. Het Hof had deze stelling niet adequaat behandeld.

De Hoge Raad concludeerde dat het Hof ten onrechte slechts één meldingstijdstip in aanmerking had genomen en dat de zaak opnieuw beoordeeld moest worden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid van bestuurders en de meldingsplicht bij ziekte, en benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van de omstandigheden in elk individueel geval.

Uitspraak

Uitspraak wordt niet gepubliceerd.