ECLI:NL:HR:2007:BA1639
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Geldigheid betekening appeldagvaarding en dagvaardingstermijn in strafzaak
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de betekening van de appeldagvaarding en de naleving van de dagvaardingstermijn in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had in de appelakte een onduidelijk adres opgegeven. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de betekening van de appeldagvaarding geldig was, ondanks de onduidelijkheid over het adres. Dit oordeel is gebaseerd op de informatie die aan de appeldagvaarding was gehecht, waaruit bleek dat de verdachte sinds 1997 zonder vaste woon- of verblijfplaats was.
Echter, de Hoge Raad constateert dat de termijn voor de dagvaarding niet in acht is genomen. De dagvaarding was op 10 oktober 2005 uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage, terwijl de verdachte op 14 oktober 2005 ter terechtzitting moest verschijnen. De wettelijke termijn van tien dagen, zoals voorgeschreven in artikel 413, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, was niet gerespecteerd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof het onderzoek ter terechtzitting had moeten schorsen, omdat de verdachte niet was verschenen en er geen toestemming was gegeven voor verkorting van de termijn.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de naleving van wettelijke termijnen in strafzaken.